Sinds 2018 staat door een besluit van paus Franciscus de ‘Gedachtenis van de Heilige Maagd Maria, Moeder van de Kerk’ op de universele kalender van de Latijnse Kerk. Deze liturgische gedachtenis is verplicht en wordt gevierd op de maandag na Pinksteren.

Maria kreeg tijdens het Tweede Vaticaans Concilie door paus Paulus VI de titel ‘Moeder van de Kerk’. De leer van haar moederschap wordt uitgelegd in het achtste hoofdstuk van de dogmatische constitutie Lumen gentium, het conciliedocument dat handelt over de Kerk.

De instelling van de nieuwe gedachtenis geschiedde door middel van een decreet van paus Franciscus, gedateerd op 11 februari 2018, de 160ste verjaardag van de eerste verschijning van Onze Lieve Vrouw van Lourdes. De allereerste keer dat de gedachtenis werd gehouden was op maandag 21 mei 2018.

De liturgische regeling omtrent de nieuwe gedachtenis staat in een notificatie van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Sacramentendiscipline, de dato 24 maart 2018. Daarin wordt bepaald dat deze Maria-gedachtenis geldt voor de gewone vorm van de Romeinse Ritus en dat deze voorrang heeft boven een andere verplichte gedachtenis die op die maandag na Pinksteren zou staan. In het jaar 2042 bijvoorbeeld valt Tweede Pinksterdag op 26 mei. Normaal gesproken is het dan de gedachtenis van de heilige Filippus Neri. Maar die komt dan ten gunste van de ‘Gedachtenis van de Heilige Maagd Maria, Moeder van de Kerk’ te vervallen.

In een eerdere document van de Congregatie (3 maart 2018) staat: “De vreugdevolle verering van de Moeder Gods door de hedendaagse kerk, geplaatst in het licht van het mysterie van Christus en diens natuur, mag de figuur van een vrouw niet negeren: de Maagd Maria, die zowel de moeder van Christus is als de moeder van de Kerk.”

“Deze viering zal ons helpen te onthouden dat groei in het christelijk leven verankerd moet zijn in het Mysterie van het Kruis, in het offer van Christus in het Eucharistisch Gastmaal en in de Moeder van de Verlosser en Moeder van de verlosten, de Maagd die zichzelf aan God gaf”, aldus het decreet van 3 maart 2018, ondertekend door kardinaal Robert Sarah.

De reden dat is gekozen voor de maandag na Pinksteren is omdat Pinksteren wordt beschouwd als de geboortedag van de Kerk. Maria werd moeder van de Zoon door de Heilige Geest. Die Geest werd op het eerste joodse pinksterfeest na de Verrijzenis vaardig over de volgelingen van de ten hemel opgevaren Zoon.

Aan het slot van Lumen gentium schrijft Paulus VI: “Het is voor dit heilig Concilie een reden tot grote vreugde en troost, dat ook onder de gescheiden broeders velen aan de Moeder van de Heer en Verlosser de verschuldigde eer bewijzen, vooral bij de oosterlingen, die eensgezind, met vurig elan en diepe godsvrucht de Moeder Gods, altijd Maagd, vereren. Laten alle gelovigen zich in een dringend gebed richten tot de Moeder Gods en de Moeder der mensen en haar smeken, dat zij, die met haar gebed de eerstelingen van de Kerk bijstond, nu ook in de hemel verheven boven alle heiligen en engelen, in de gemeenschap van alle heiligen een voorspraak mag zijn bij haar Zoon, opdat eindelijk alle volkenfamilies, hetzij zij christenen zijn hetzij zij hun Verlosser nog niet kennen, in vrede en eendracht het geluk mogen hebben in één volk Gods te worden verenigd, tot glorie van de allerheiligste en onverdeelde Drie-eenheid.”