Genesis is het eerste boek van de Bijbel. Het gaat over het begin van de wereld en over de totstandkoming van het volk Israël.

Ontstaan
De naam Genesis komt van de Septuaginta, de Griekse bijbelvertaling. Hij zegt iets over de inhoud van het boek. Genesis (Γ?νεσις) betekent namelijk: wording, ontstaan, oorsprong. En juist daarover gaat het in dit boek. Het vertelt over de wording van de wereld, het ontstaan van de mensheid en de oorsprong van het volk Israël. In de Hebreeuwse Bijbel, waar de boeken genoemd worden naar het eerste woord, luidt de naam ?????? (Beresjiet, 'in den beginne'). 

Zonde en genade
De eerste elf hoofdstukken bevatten een aantal verhalen waarin materiaal uit mythen en sagen theologisch verwerkt is. Zij brengen op hun wijze tot uitdrukking welke de fundamentele beginselen zijn waarop het gelovige bestaan van de mens berust. God heeft de wereld en de mens goed geschapen. Maar in zijn hoogmoed zondigt de mens telkens weer; hij wil zichzelf tot God zijn en boven zijn 'schepselijke' stand leven. Nooit heeft de zonde echter het laatste woord. Steeds is er het reddende en genadevolle antwoord van God, die ondanks alles trouw blijft aan wat Hij met de mens begonnen is en die telkens weer een nieuwe toekomst mogelijk maakt. Een aantal geslachtslijsten in de hoofdstukken 4, 5, 10 en 11 onderstreept de eenheid van het mensdom en maakt de overgang naar Abraham, die aldus met de schepping van de wereld verbonden wordt.

Abraham
De hoofdstukken 12-50 hebben het uitvoerig over de geschiedenis van de grote aartsvaders en aartsmoeders van Israël. Het zijn familiesagen, die laten zien hoe God de geschiedenis van zijn volk leidt en begeleidt met zijn zegeningen, opdrachten en beloften. Abraham wordt voorgesteld als een man van groot geloof, ook in de beproeving. God sluit met hem een altijddurend verbond en Hij belooft hem tot vader te maken van een talrijk nageslacht.

Twaalf stammen van Israël
Abrahams zoon Isaak is een wat blekere figuur tussen zijn vader en zijn zoon Jakob in; literair komt hij nauwelijks uit de verf. Jakob, die door een list het eerstgeboorterecht verwerft, is de man die als Israël zijn naam zal geven aan het volk van God en die als geen ander het karakter van dat volk zal bepalen. Zijn twaalf zonen zijn de stamvaders van de twaalf stammen van Israël. Aan één van hen, namelijk Jozef, zijn de laatste hoofdstukken van Genesis gewijd; zij tonen aan hoe God de wijsheid beloont en de fouten van mensen ten goede weet te keren.

Geen moderne geschiedschrijving
Al deze verhalen, vanaf Abraham tot en met Jozef - en hetzelfde geldt ook voor de overige boeken van de Pentateuch - mogen niet gemeten worden met de maatstaf van de moderne geschiedschrijving. Het gaat hier om bijbelse geschiedschrijving, dat wil zeggen om een geschiedschrijving die de gebeurtenissen met gelovige ogen interpreteert als heilsgeschiedenis. De aandacht van de gewijde schrijvers gaat in al deze verhalen hoofdzakelijk uit naar God, van wie zij geloven en belijden dat Hij met zijn volk onderweg is.

Historisch karakter
Nu mag men ook weer niet in het andere uiterste vervallen en beweren dat in Genesis of de andere boeken van de Pentateuch geen enkel echt gebeurd feit zou staan. Historiciteit en gelovige interpretatie kunnen immers goed samengaan. De Pentateuch bevat zonder enige twijfel, althans tot op zekere hoogte, echt gebeurde feiten, die soms zelfs door de profane geschiedschrijving en archeologische ontdekkingen bevestigd worden. Wel is het waar dat het historische karakter niet overal even groot is. In de eerste elf hoofdstukken, die de grondbeginselen van het menselijk bestaan beschrijven, is dit praktisch denkbeeldig, terwijl we met de aartsvaderverhalen vanaf hoofdstuk 12 steeds meer het terrein van de eigenlijke geschiedenis betreden.