De hof van Getsemane in Jeruzalem is de plaats, in het Kedrondal en aan de voet van de Olijfberg, waar Jezus in het bijzijn van zijn discipelen bad, de nacht vóór Jezus’ kruisiging. In Getsemane werd Jezus gevangengenomen na door Judas te zijn verraden.

Herkomst van de naam
Getsemane wordt Bijbel genoemd in de evangeliën van Marcus (14,32) en Matteüs (26,36). De naam is in het Grieks Γεθσημανι (Gethsemani) en komt uit het Hebreeuws Gath-Šmânê wat 'oliepers' betekend. De plaats wordt ook wel aangeduid als olijfgaard, of hof van olijven. In de beide andere evangeliën wordt Getsemane niet bij naam genoemd. In het Johannes-evangelie wordt de plaats eenvoudigweg 'tuin' genoemd.

Bijbelse geschiedenis
Volgens Matteüs (een vrijwel overeenkomstig verhaal is te vinden in Marcus) kwamen Jezus en zijn leerlingen aan in Getsemane na het Laatste Avondmaal. Jezus zei tot zijn leerlingen dat ze moesten gaan zitten omdat Hij wilde bidden. Hij vroeg – diepbedroefd – aan Petrus en de zonen van Zebedeüs met hem te waken. Jezus wandelde een eindje verder en bad: “Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt”. Toen Hij terugkwam bij zijn leerlingen, zag hij dat ze in slaap gevallen waren. “Konden jullie dan niet een uur met mij waken?” vroeg Hij hun. Dit herhaalde zich twee keer. De laatste keer sprak Jezus: “blijf maar slapen, want het uur is nabij dat de Mensenzoon wordt overgeleverd”. Vervolgens kwam Judas eraan die Hem verraadde, waarop Jezus werd gearresteerd.

Locatie
Over het algemeen wordt aangenomen dat Getsamene zich bevond nabij de plaats waar nu de Kerk van Alle Naties staat. Daar bevindt zich ook nu nog een olijfgaard, waar eeuwenoude olijfbomen staan. Vroeger meenden men dat deze bomen er al stonden in Jezus' tijd. Modern onderzoek heeft uitgewezen dat de bomen hooguit negenhonderd jaar oud zijn. Sinds de zeventiende eeuw is deze hof in het beheer van de franciscanen.