Godefridus van Mierlo (1518-1587) was de tweede bisschop van Haarlem. Hij vluchtte zijn stad uit na de calvinistische machtsovername. Als wijbisschop van Munster stierf hij in Deventer aan de pest.

Dominicaan
Godfried werd op 2 februari 1518 geboren in Mierlo, gelegen in Campania Brabantina (waar het huidige Noord-Brabant deel van uitmaakt). In zijn tienerjaren trad hij toe tot de Orde der Predikbroeders (dominicanen). Hij deed zijn professie in het klooster van ‘s-Hertogenbosch. Zijn verdere studies deed hij aan de universiteit van Leuven, waar hij doctor in de theologie werd. In 1542 werd hij tot priester gewijd.

Prior te Utrecht
In 1552 werd hij verkozen tot prior van het Sint-Andreasconvent in Utrecht, waar hij roem als prediker verwierf. De bisschop van Utrecht nodigde hem geregeld uit om in de Dom te preken.

Provinciaal overste
In mei 1558 kwam het generaal kapittel van de dominicanen bijeen in de kerk Santa Maria sopra Minerva in Rome. Godfried vertegenwoordigde er de Nederduitse provincie. Bij die gelegenheid werd hij door de magister generalis van de orde gepromoveerd tot Magister Theologiae oftewel hoogleraar in de theologie. In Rome sloot Godfried vriendschap met zijn medebroeder Fra Michele (Antonio Ghislieri), de latere heilige paus Pius V. Terug in Utrecht werd Godfried op 15 april 1559 verkozen tot magister provincialis van de dominicanenprovincie Germania Inferior.

Bisschop van Haarlem
Op 12 mei 1559 werd het bisdom Haarlem opgericht. De eerste bisschop van Haarlem, Nicolaas van Nieuwland, trad tien jaar na zijn benoeming af. Godfried werd op voordracht van de Hertog van Alva gevraagd hem op te volgen, maar hij zag dat helemaal niet zitten vanwege onder meer de opstand en de slechte financiële situatie van het bisdom. Niettemin besloot hij de positie van bisschoppelijk vicaris te aanvaarden en uiteindelijk ook de zetel van Haarlem. De Spaanse koning Filips II benoemde Godfried op 4 maart 1570 met instemming van paus Pius V tot diocesane bisschop van Haarlem. Ook werd hij benoemd tot abt-prelaat van de abdij van Egmond. Op 11 februari 1571 werd hij tot bisschop gewijd in de Sint-Pauluskerk te Antwerpen. Hoofdconsecrator was Franciscus Sonnius.

Plechtige intocht
Op 3 maart 1571 nam Godfried zijn intrek in het regulierenconvent van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie, gelegen net buiten de Haarlemse Sint-Janspoort. In dit klooster sloot het stadsbestuur van Haarlem een overeenkomst met de nieuwe bisschop. Daags erna hield hij zijn plechtige intocht in de stad en installeerde hij in de Sint-Bavokathedraal het bisschoppelijk kapittel. 

Tridentijnse hervorming
Godfried ging voortvarend te werk om zijn diocees te hervormen volgens de voorschriften van het Concilie van Trente. Hij riep een diocesane vergadering bijeen waarin hij de clerus beval intensiever catechese te geven en een administratie van de pastorale activiteiten bij te houden. Ook vaardigde hij strengere richtlijnen uit voor het beheer van kerkelijke goederen en fondsen.

Calvinistische opstand
Godfrieds beleid kon echter geen vrucht dragen, vanwege de calvinistische opstand. Op 3 juli 1572 was het stadsbestuur van Haarlem overgelopen naar de Prins van Oranje. De machtsoverdracht gebeurde op voorwaarde dat de geestelijken van de stad met rust zouden worden gelaten. Maar drie weken later trokken calvinistische troepen de stad binnen en plunderden de kloosters. Godfried voelde zich gedwongen te vluchten.

In Brabant
De bisschop van Haarlem was uitgeweken naar de Zuidelijke Nederlanden. Hij werd opgevangen door de cisterciënzerinnen van de abdij van Terkamere bij Brussel. Lang hoefde zijn ballingschap niet te duren, omdat de Spanjaarden Haarlem hadden heroverd. Op 13 juli 1573 was hij weer terug in zijn stad. Uit dankbaarheid werd een processie gehouden en een mis opgedragen in de begijnhofkerk, de enige kerk van Haarlem waar de beeldenstormers niet hadden huisgehouden. De Sint-Bavo was flink onder handen genomen door de iconoclasten. De ontwijde kathedraal werd op 15 augustus 1573 voorafgaande aan de hoogmis van Maria Tenhemelopneming opnieuw geconsacreerd.

Spaans bewind
Intussen was het hele bisdom Haarlem in Staatse handen, op de steden Amsterdam en Haarlem na. Tijdens het Spaanse regime van Haarlem heerste er grote armoede in de stad. De burgers werden gedwongen tot een verhoogde oorlogsbelasting en werden vaak nog afgeperst door de huurlingen van de Spanjaarden. Ook Godfried leed gebrek, omdat hij sinds 1572 geen inkomen meer had ontvangen. Dankzij een uitkering van het stadsbestuur wist hij te overleven.

Haarlem ontvlucht
Begin 1577 was het Haarlems stadsbestuur in Middelburg om met de Prins van Oranje te onderhandelen over een vredesverdrag. Later voegde Godfried zich bij de onderhandelaars vanwege de godsdienstkwestie. De Prins en de Staatsen wilden in alle steden van Holland en Zeeland godsdienstvrijheid en eisten voor de protestanten het gebruiksrecht van bepaalde kerken. Uiteindelijk werd op dat vlak een pact gesloten: de Satisfactie van Veere. In Haarlem werd het vredesakkoord wreed geschonden op Sacramentsdag (29 mei) 1578 toen fanatieke calvinisten ’s middags tijdens de noon de kathedraal bestormden. De plebaan van de Sint-Bavo werd vermoord en het interieur opnieuw vernield. Dagenlang werden de kloosters geplunderd en de geestelijkheid getreiterd. Bisschop Godfried wist te nauwer nood aan het geweld te ontkomen. Vermomd als veedrijver vluchtte hij zijn stad uit en liep naar Amsterdam. Ook daar was het voor hem niet pluis. Via Utrecht vertrok hij naar Duitsland om uiteindelijk in Rome te belanden.

Wijbisschop van Munster
Op 2 mei 1579 werd Godfried door paus Gregorius XIII in audiëntie ontvangen. Kort daarna nam hij zijn intrek in een zusterklooster in Bonn. Op 14 maart 1582 werd de berooide Godfried aangesteld tot wijbisschop van Munster. Vanaf 1584 wijdde hij op verzoek van de Keulse aartsbisschop Ernest van Beijeren een aantal kerken in Westfalen.

Overlijden
Op 30 januari 1587 was de stad Deventer weer in handen gekomen van de Spanjaarden. Alexander Farnese, de hertog van Parma en landvoogd der Nederlanden, had Godfried naar Deventer ontboden om de door de calvinisten ontwijde kerken en kapellen opnieuw te consacreren. Kort na zijn aankomst in Deventer kreeg hij de pest. Daaraan stierf hij op 28 juli 1587.

Graf
Het stoffelijk overschot van Godfried van Mierlo werd bijgezet in een graf in de Sint-Lebuinuskerk van Deventer. Op zijn tombe kwam te staan: Godefridus a Mierlo, rarae doctrinae, admirandae mansuetudinis ac humanitatis antistes (‘Bisschop Godfried van Mierlo, voortreffelijk in de leer en van een bewonderenswaardige zachtmoedigheid en menselijkheid’). Sinds de protestantse overname van de kerk raakte het graf in de vergetelheid. Pas in 1841 werden Godfrieds resten bij een restauratie teruggevonden.

Mierlo
In zijn geboorteplaats Mierlo is een straat naar Godfried genoemd: de Bisschop van Mierlostraat.