De profeet Habakuk behoort volgens de christelijke traditie tot de Twaalf Kleine Profeten. Zijn profetieën staan in het gelijknamige Bijbelboek. Daarin wordt de grotere dreiging van Babylon beschouwd als een onheilspellend teken van God.

Het oudtestamentische boek Habakuk is als volgt opgebouwd:
1. Klacht van de profeet en antwoord van God (1,2-2,4)
2. Vijf wee-orakels tegen de verdrukker (2,5-20)
3. Psalmgebed (3,1-19)

Rond 600 v. Chr.
In het opschrift van het boek wordt ons over de profeet Habakuk niets concreet meegedeeld. Steunend vooral op vers 1,6, waar gezegd wordt dat de Chaldeeën in beweging komen en andermans woonsteden beginnen te veroveren, mogen we veronderstellen dat hij als profeet optrad rond 600 vóór Christus. Dat was ten tijde van koning Jojakim.

Babylonische dreiging
De macht van de Babyloniërs of de Chaldeeën onder de leiding van Nebukadnessar wordt ten tijde van Jojakims koningschap steeds sterker en dreigender, ook voor Juda. In deze naderende en onafwendbare bedreiging ziet Habakuk een straf van de HEER voor de mistoestanden in Juda zelf, waar er ruzies en conflicten zijn, waar de wet wordt verkracht en waar de slechten het voor het zeggen hebben (1,2-4).

Worsteling met God
Habakuk heeft bij deze handelwijze van God wel zijn vragen en zijn twijfels. Hij schrikt er niet voor terug om deze ook eerlijk uit te spreken voor de HEER. Hij durft God rekenschap te vragen over zijn optreden. Het is waar, Juda heeft gezondigd, maar waarom kiest God, die heilig is en wiens ogen te zuiver zijn om het kwaad aan te zien, uitgerekend de barbaarse Chaldeeën uit om zijn volk te kastijden? Hoe kan een God die rechtvaardig is, kwaad met nog erger kwaad vergelden? Hoe kan Hij rustig blijven toezien, terwijl de vijand van zijn volk zijn gang gaat? Hebben de Chaldeeën, hebben de vijanden dan het recht aan hun kant? Als de HEER de Chaldeeën als instrument gebruikt en inschakelt voor zijn plan, valt de verantwoordelijkheid voor hun misdaden dan ook niet op Hem terug? Met dergelijke levensgrote vragen en twijfels worstelt Habakuk voor het aanschijn van God. In zijn gebed legt hij ze voor aan de HEER en wacht hij op een antwoord dat hem opnieuw zekerheid en vertrouwen zal geven.

Antwoord
Tweemaal geeft de HEER Habakuk antwoord: Hij zal de rechtvaardigen niet in de steek laten; zij zullen de moeilijkheden overleven door hun geloof; geen enkel rijk dat steunt op hoogmoed en geweld zal standhouden voor God, wiens oordeel over de overwinnaars er zeker zal komen; Hij zal uitrukken om zijn volk te bevrijden en de goddeloze verdrukker te verbrijzelen.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op het boek Habakuk' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.