Het Joodse vorstengeslacht der Hasmoneeën is vernoemd naar Hasmon, volgens Flavius Josephus de overgrootvader van Mattatias, de eerste leider van de verzetsbeweging in Judea tegen de hellenistische Syriërs (2e eeuw v. Chr.).

Asamoneüs
'Hasmon' (Chasjmon) is een poging tot een Aramees-Hebreeuwse verklanking van Ασαμωναιος (Asamonaios). Het was de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (1ste eeuw) die deze naam in zijn Griekstalige boeken Joodse Oudheden en De Joodse Oorlog noteerde.

Makkabeeën
De Hasmoneeën behoorden tot het vorstengeslacht dat was voortgekomen uit de Makkabeeën. De eerste Hasmonese koning was Simon de Makkabeeër (2e eeuw v. Chr). Hij en zijn erfgenamen waren door het Joodse volk ook tot hogepriester aangesteld. De Hasmoneeën regeerden bij de gratie van de Senaat van Rome.

Mattatias
Flavius Josephus schrijft dat Mattatias, de initiator van de Makkabese opstand, woonachtig was in het dorp Modaï in Judea. “Hij was de zoon van Johannes, de zoon van Simeon, de zoon van Asamoneüs. Hij [Mattatias] was een priester uit de familie Jojarib en afkomstig uit Jeruzalem” (Joodse Oudheden, Boek XII, 265). Flavius Josephus zegt echter in De Joodse Oorlog (Boek I, 36) dat Asamoneüs de vader van Mattatias was. Op een andere plek zegt hij dat Asamoneüs de bijnaam van Mattatias' grootvader Simon.

Geslacht Jojarib
Het Israëlitische priesterschap ging over van vader op zoon. Hasmon was dus ook priester. Het priesterlijk geslacht waartoe hij behoorde was dat van Jojarib, zo staat ook in het Eerste Boek van de Makkabeeën (2,1). In 1 Kronieken 24,7 wordt Jojarib genoemd als eerste van de hoofden van de 24 priesterfamilies. Zij waren de nakomelingen van Aäron en diens zonen Eleazar en Itamar.

Chesjmon
In sommige rabbijnse bronnen staat dat de Hasmoneeën zo werden genoemd omdat hun voorvaderen uit Chesjmon kwamen. De naam van deze stad in het gebied van de stam Juda wordt genoemd in Jozua 15,27.