De Brief aan de Hebreeën maakt deelt uit van het Nieuwe Testament. Het is vooral een verhandeling over de betekenis van Jezus Christus. De auteur beschouwt Christus als de Eeuwige Hogepriester, die door zijn kruisoffer al wie in hem geloven toegang geeft tot het hemelse heiligdom.

Auteur

Van de brief aan de Hebreeën wordt tegenwoordig algemeen aangenomen dat hij niet van Paulus afkomstig is. De voornaamste argumenten zijn: de afwijkende taal en stijl, het allegorische en typologische schriftgebruik en het gegeven dat dit geschrift ideeën bevat die wel raakpunten vertonen met de paulinische theologie, maar daarvan toch duidelijk onderscheiden zijn en sterke overeenkomsten vertonen met de gedachtewereld van het Alexandrijnse jodendom en dan met name die van Philo. Wie de auteur wel was, valt niet meer met zekerheid te achterhalen.



Geen brief

Hebreeën is ook geen brief in de zin waarin de echte brieven van Paulus dat zijn. Alleen het slot (13,22-25) vertoont trekken van het paulinische briefkarakter en wordt door velen dan ook beschouwd als een begeleidend schrijven van de eigenlijke 'brief'. Dit is echter helemaal geen brief, maar een omvangrijke, en kunstig opgebouwde, bewust gestileerde, inhoudsrijke homilie of preek, bestemd voor een bepaalde gemeente.

Doelgroep

Maar voor welke gemeente(n) of groep(en) van christenen Hebreeën bestemd was, is niet met zekerheid uit te maken. Het oude (maar niet oorspronkelijke) opschrift 'Aan de Hebreeën' moet wel betekenen: 'gericht aan christen geworden joden'. Lange tijd heeft men Hebreeën beschouwd als bestemd voor joodse christenen in Jeruzalem en Palestina (of daarbuiten), ook wegens de betoogtrant en de thematiek van de 'brief'. Tegenwoordig nemen velen aan dat hij bestemd was voor heiden-christenen of voor christenen in het algemeen. De kwestie blijft onduidelijk.

Datering

Onzeker is ook het antwoord op de vraag wanneer Hebreeën geschreven is. De zogenaamde eerste brief van Clemens (ca. 96 na Christus), die de brief aan de Hebreeën schijnt te kennen, zou een aanknopingspunt kunnen leveren. Of de tempel (van Herodes) en de Jeruzalemse offerdienst nog bestonden ten tijde van Hebreeën (en dan zou dit geschrift gedateerd moeten worden vóór het jaar 70 na Christus), is evenmin uit te maken.

Christologie

De auteur heeft zijn betoog gelardeerd met grotere en kleinere parenetische (vermanende) passages. Hij legt sterk de nadruk op een bepaalde christologie (= leer over Christus). De lezers moeten Jezus zien als de Zoon van God en de eeuwige hogepriester, die alle middelaars die het jodendom kent in waardigheid overtreft en die de redding heeft verworven die in het eerste verbond werd voorafgebeeld. De Zoon van God is afgedaald tot de wereld van de mensen, die van God waren vervreemd. Jezus staat aan hun kant en is solidair met hen in het dragen van de lasten van het leven en het ondergaan van de dood.

Maar vanuit deze situatie gaat Hij door zijn offer de hemel, het verblijf van God, binnen, om als de verheerlijkte Zoon plaats te nemen aan de rechterhand van God en daar de eeuwige liturg te zijn van het hemelse heiligdom. In zijn verheerlijking heeft Hij voor de gelovigen de toegang tot God vrijgemaakt. Daarom houden zij op aarde het oog gevestigd op hun Heer, die hun is voorgegaan als de waarborg van hun eigen verlossing.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op de Hebreeënbrief' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.