God de Geest is de liefdesband tussen God de Vader en God de Zoon, zo leert de Kerk. Deze Drie Personen zijn tezamen de Ene God. In de heilsgeschiedenis sprak de Geest door de profeten, verwekte Hij Jezus bij Maria, liet Hij Jezus uit de doden opstaan, genereerde Hij de Kerk, inspireerde Hij de martelaren en is Hij de Helper van de gemeenschap der gelovigen tot aan het eind der tijden.

Drie Personen
In het orthodoxe christendom geldt het dogma van de Drie-eenheid. Er is één God die bestaat uit drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. De namen van de Drie Goddelijke Personen zijn ontleend aan Bijbelse beelden. 'Vader' en 'Zoon' sluiten aan bij de menselijke ervaring van vaderschap en zoonschap. 'Geest' grijpt terug op een ervaring die zich moeilijk laat vertalen in woorden. De Bijbelse beelden die daarbij passen zijn dan ook zeer divers: wind, adem, het klapwieken van vleugels, vuur, kracht, vervoering en schittering. 

Wind en adem
In de Hebreeuwse Bijbel wordt voor 'geest' het woord רוח (roe'ach) gebruikt, in de Septuaginta vertaald met πνευμα (pneuma) en in de Vulgaat met spiritus. Alle drie hebben ze de betekenis van 'wind' en 'adem'; het verwijst dus naar lucht dat in beweging is.

Roe'ach
Bij de oude Israëlieten was de Roe'ach de benaming van een kracht die alomtegenwoordig was en soms zwak en dan weer sterk ervaren werd. Zij meenden dat de wind van hetzelfde principe was als de adem van alle levende wezens. Met andere woorden: de mysterieuze wind was het universele levensbeginsel. Geloofd werd dat deze kracht van JHWH uitging en vanaf het begin van de schepping aanwezig was: In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de geest van God zweefde over de wateren (Genesis 1,1.2; Willibrordvertaling 1995). Het laatste vers kan echter ook betekenen: 'Een hevige wind joeg de wateren op.'

Rechters en profeten
In het Oude Testament 'verschijnt' de onzichtbare Roe'ach als de kracht die rechters, helden en profeten inspireert tot grootse daden of tot het spreken van Gods woord. Mozes leidt de Israëlieten uit kracht van de Roe'ach. In Numeri wordt verteld dat ook anderen kunnen delen in de geestkracht die Mozes heeft gekregen: JHWH zei tegen Mozes: 'Breng van de oudsten van het volk zeventig mannen, van wie u weet dat zij werkelijk oudsten en leiders van het volk zijn, bijeen. Leid hen naar de tent van samenkomst en laten zij zich daar bij u opstellen. Dan daal Ik neer om met u te spreken en leg op hen een deel van de geest die op u rust. Zo zullen zij samen met u de last van het volk dragen en draagt u die niet langer alleen' (Num. 11,16.17; Willibrordvertaling 1995).

Levendmakend
In Ezechiël is de Roe'ach de mysterieuze adem die Israël uit de doden doet opstaan: “Profeteer tot de levensgeest, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de levensgeest: 'Zo spreekt JHWH God: Kom van de vier windstreken, levensgeest, en blaas in deze gevallenen zodat ze weer leven.' Ik profeteerde zoals mij opgedragen was en de levensgeest kwam erin. Ze werden weer levend en gingen overeind staan: een immens groot leger” (Ez. 37,9.10; Will.vert. '95).

Nieuwe Testament
Telkens als in het Nieuwe Testament de Geest ter sprake wordt gebracht dan is Hij meer dan alleen de levenskracht die tot Gods beschikking staat. De Geest is de kracht van God zelf. Hij is 'van' God (Rom. 8,9-14; Rom. 15,19; 1 Kor. 6,11; 1 Kor. 7,40), “de kracht van de Allerhoogste”. Hij is het die de heilsgeschiedenis mogelijk gemaakt. Zo is de Incarnatie het werk van de Geest. Bij de Annunciatie zegt de engel Gabriël immers tegen Maria: ”De heilige Geest zal op u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van God” (Lc. 1,35). En Hij is het die Christus uit het graf doet opstaan.

Geloof, gebed en getuigenis
Sint Paulus leert dat het geloof in God de Vader, de getuigenis van de Verrijzenis en de verkondiging van het Evangelie mogelijk zijn gemaakt door de Geest: “Niemand kan zeggen: 'Jezus is de Heer', tenzij door de heilige Geest”, schrijft Paulus (1 Kor. 12,3). En: “God heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader!” (Gal. 4,6). Het is de Geest die de Heilige Schrift en de Overlevering deed ontstaan.

Doop des Heren
Bij de Synoptici is er sprake van de Geest bij de Doop des Heren. Nadat Johannes de Doper Jezus heeft gedoopt, zie Jezus de hemel openscheuren en de Geest als een duif uit de hemel op zich neerdalen. Voorts klinkt er een stem uit de hemel die zegt: 'Gij zijt mijn welbeminde zoon, in wie ik welbehagen heb.' Daarna drijft diezelfde Geest die Jezus naar de woestijn dreef, alwaar hij veertig dagen lang door de Satan werd beproefd.

Pinksteren
Het meest sprekende verhaal over de Geest staat in de Handelingen der Apostelen, het geschrift dat van dezelfde auteur is als het Lucas-evangelie. Na de Verrijzenis en de Hemelvaart waren de apostelen nog angstig en verward door wat er gebeurd was. Maar aan hun mentale zwakte kwam een einde tijdens eerstvolgende Wekenfeest: Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf. (Hand. 2,1-4; Will.vert. '95) Dit Pinksterwonder wordt beschouwd als de geboorte van de Kerk.

'Hij blies over hen'
In het Johannes-evangelie wordt de Geest over de apostelen uitgestort op de avond van de eerste dag van de week na de Kruisiging. Jezus' leerlingen waren bijeen, maar hadden de deuren afgesloten omdat ze bang waren voor hen die hun Heer hadden vervolgd. Ineens stond Hij in hun midden en zei: 'Vrede!' Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. 'Vrede', zei Jezus nogmaals. 'Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.' Na deze woorden ademde Hij over hen. 'Ontvang de heilige Geest', zei Hij. 'Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.' (Joh. 20,19-23; Will.vert. '95).
Opmerkelijk is dat Jezus hier het gevende subject is van de goddelijke adem (Roe'ach, Pneuma). De evangelist wil ook duidelijk maken dat het ware apostelschap een gave van de Geest is. Het Griekse woord 'apostolos' is immers een aanduiding van een gezant die handelt en spreekt krachtens de volmachten die zijn opdrachtgever hem heeft verleend. De Geest stelt de apostelen in staat op te treden als representanten van Gods barmhartigheid en gerechtigheid. 

Benamingen
Jezus noemt de Geest in het Johannes-evangelie de Paracleet. Letterlijk betekent dit Griekse woord: 'Hij die erbij geroepen wordt' oftewel 'ad-vocatus'. Gewoonlijk wordt παρακλητος (paraklitos) vertaald met 'Helper'. Paulus noemt Hem 'Geest der belofte' (Ef. 1,13), 'de Geest van kindschap' (Rom. 8,15; Ef. 4,6) en 'de Geest des Heren' (2 Kor. 3,17}. De auteur van de Eerste Brief van Petrus noemt Hem 'de Geest der heerlijkheid' (4,14).

Ketterijen
In de Antieke Kerk werd druk gedebatteerd over de 'natuur' van de Geest. Diverse opvattingen daarover raakten met elkaar in conflict. Zo meenden de sabellianen dat de Geest een van de manieren was waarop God zich manifesteert. Anderen meenden dat de Geest weliswaar goddelijk was, maar ondergeschikt aan de Vader (macedonianen). Weer anderen meenden dat de Geest een geschapen wezen was.

Drie-eenheid
Bij de ontwikkeling van de orthodoxe leer van de Drie-eenheid groeide de overtuiging dat de Geest geen goddelijke modus was maar een van de Vader en de Zoon te onderscheiden subject binnen de goddelijke werkelijkheid. In de 4e eeuw maakten de zogenoemde Cappadociërs (Sint Gregorius van Nyssa, Sint Basilius van Caesarea en Sint Gregorius van Nazianze) in hun theologie onderscheid tussen de immanente en de economische Triniteit. In de eerste gaat zuiver om het goddelijk zijn waarin de Drie Personen volstrekt aan elkaar gelijkwaardig zijn; in de tweede gaat het om hun onderscheiden werkzaamheid in de heilshistorie.

Concilies
Het Eerste Oecumenische Concilie van Nicea (325) leerde dat de Vader en de Zoon één in wezen waren. Op het Eerste Oecumenische Concilie van Constantinopel (381) werd de overtuiging vastgelegd dat de Heilige Geest evenals de Vader en de Zoon van de ene goddelijke 'substantie' (consubstantialem) is. In het Credo dat op dit Concilie werd geformuleerd staat: “Ik geloof in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft, die voortkomt uit de Vader; die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten.”

Filioque
In de Katholieke Kerk ontstond tussen het Latijnse Westen en het Griekse Oosten onenigheid over de kwestie uit Wie de Geest voortkomt: uit alleen de Vader of uit de Vader én de Zoon. De Latijnen geloofden dat laatste (zie verder het lemma Filioque). In de context van dit debat definieerde Sint Augustinus de Geest als de liefdesband tussen de Vader en de Zoon (vinculum caritatis: 'De Trinitate' 15.17.29).