De Heilige Trap (Italiaans: Scala Santa) is de trap die oorspronkelijk deel uitmaakte van het pretorium (hoofdkwartier) van Pontius Pilatus in Jeruzalem. Jezus zou op deze trap gelopen hebben, voor en na zijn veroordeling tot de kruisdood. Volgens de overlevering zou deze trap in 326 na Chr. naar Rome zijn gebracht door keizerin Helena, de moeder van keizer Constantijn de Grote. Daar is de trap te zien, en te beklimmen, in een gebouw dat dateert uit 1589. De trap leidt naar een oude pauselijke bidkapel, die het Heilige der Heiligen (Sancta Sanctorum) wordt genoemd. De trap mag enkel op de knieën worden beklommen. Gelovigen die dat doen, en daarbij de voorgeschreven gebeden opzeggen ontvangen een volle aflaat.
Bijbelse achtergrond
De Heilige Trap bestaat uit 28 marmeren treden. Deze treden zou Christus hebben beklommen voor en na zijn uiteindelijke veroordeling door Pontius Pilatus. In de Evangeliën is geen aanwijzing dat Jezus een trap beklommen dan wel afgedaald heeft. Hij wordt “voorgeleid”, maar hoe – en waar – dat gebeurde is niet duidelijk. Aangenomen wordt dat Pilatus zitting hield in de Burcht Antonia, of in het Paleis van Herodes.
Keizerin Helena
Volgens de overlevering zou keizerin Helena, de moeder van keizer Constantijn de Grote, de trap hebben meegenomen toen zij omstreeks 325 door het Heilig Land reisde om het Heilig Kruis waaraan Christus gestorven was, te vinden. Zij bracht het Kruis, evenals andere Lijdensrelikwieën, terug naar Rome. Daaronder was ook de Heilige Trap. Delen van het Kruis worden bewaard in de Santa Croce in Gerusalemme. De trap werd opnieuw opgebouwd in het Lateraans Paleis. Pelgrims die zich door de, aldaar woonachtige, paus wilden laten zegenen bereikten via de Heilige Trap diens vertrekken.
Notenhout
In 1589 besloot paus Sixtus V om de Heilige Trap onder te brengen in een apart gebouw. Dit gebouw, gelegen tegenover de basiliek van Sint-Jan van Lateranen, werd ontworpen door Domenico Fontana. In 1723 werden de marmeren treden bekleed met notenhout. Onder glazen plaatjes zijn hier en daar nog bloedsporen te zien: het bloed dat Christus verloor op de vrijdag van zijn dood. Links en rechts van de eigenlijke trap bevinden zich nog twee trappen, die anders dan de Heilige Trap, gewoon te voet kunnen worden beklommen. Onder aan de Scala Santa staan twee beelden van Ignazio Jacometti: links Ecce Homo ('Zie de Mens'), rechts de Judaskus.
Volle aflaat
De trappen zijn niet alleen door miljoenen gelovigen maar ook door pausen en heiligen beklommen. Dit gebeurt volgens voorschrift altijd op de knieën. Een verhaal wil dat Luther, uit onvrede met de Roomse relikwieverering, halverwege de trap weer opstond om gewoon rechtop naar beneden te lopen. Paus Pius VII (1800-1823) bepaalde dat alle gelovigen die de trap volgens de voorschriften bestijgen, een volle aflaat verdienen.
Sancta Sanctorum
Bovenaan de Heilige Trap bevindt zich het Sancta Sanctorum ('Heilige der Heiligen'). De inrichting van het vertrek is grotendeels die van de pauselijke huiskapel die in 1278 was ingericht door paus Nicolaas III. De kapel is gewijd aan Sint Laurentius. Het heiligdom is niet voor publiek toegankelijk. Een opschrift op de afscheiding voor de kapel vermeldt: non est in toto sanctior orbe locus ('er is op de wereld geen heiliger plek'). Op het altaar in de kapel staat een reliekschrijn met achter tralies een afbeelding van Christus die door Lucas met behulp van engelen zou zijn geschilderd. In het Sancta Sanctorum werden verschillende merkwaardige relikwieën bewaard, waarvan een deel nu elders is ondergebracht. Onder deze relikwieën rekende men delen van het Heilig Kruis, een kleine hoeveelheid moedermelk van Maria, het schoeisel van Christus, een fragment van de Tafel van het Laatste Avondmaal, een gedeelte van de lans waarmee Jezus aan het Kruis in zijn lendenen werd gestoken en de spons waaruit Hij azijn te drinken kreeg. Het Heilige der Heilige speelt een belangrijke rol in de roman De Ontdekking van de Hemel van de Nederlandse schrijver Harry Mulish (1927-2010).
Andere Heilige Trappen
Een soortgelijke Heilige Trap bevindt zich in het klooster van de Zusters van de Heilige Drievuldigheid, niet ver van de Spaanse Trappen. Hij werd daar in 1717 opgericht op verzoek van de priorin, omdat haar medezusters, eenmaal ingetreden, het klooster niet mochten verlaten om naar de echte Heilige Trap te gaan. In 1718 verleende paus Clemens XI voor de zusters aflaten verbonden met het beklimmen van hun trap. Ook de trap bij de Kerk der Friezen wordt Heilige Trap genoemd.