Sint-Hildegard van Bingen (1098-1179) was een Duitse benedictines. Als mystica verwierf zij groot gezag in de Kerk. Zij tekende haar visioenen op in een reeks boeken. Ook schreef ze over kosmologie, biologie en medicijnen. Zij is ook beroemd geworden als componist van religieuze muziek. Op 7 oktober 2012 werd ze door paus Benedictus XVI uitgeroepen tot Kerklerares.

Jeugd

Hildegard werd geboren in 1098, waarschijnlijk te Bermersheim in het Rijnland. Zij behoorde tot een groot adellijk gezin. Haar ouders wijdden haar bij haar geboorte toe aan God. Op 8-jarige leeftijd werd naar een benedictinessenklooster gebracht als oblaat. Haar opleiding werd toevertrouwd aan de Godgewijde weduwe Uda van Gölklheim en daarna aan de non Jutta van Spanheim.

Intrede

Jutta van Spanheim had bij de abdij van Sint-Disibodenberg een kleine gemeenschap van vrouwelijke religieuzen gesticht, die de Regel van Benedictus volgde. Hildegard trad toe tot deze communiteit en in 1136 legde ze haar kloostergeloften af in de handen van bisschop Otto van Bamberg. Na de dood van Moeder Jutta kozen de zusters Hildegard als hun nieuwe overste.

Kloosterstichteres

Hildegard maakte van het klooster een goed georganiseerd centrum van spiritualiteit en cultuur. Het aantal jonge vrouwen dat er wilde intreden steeg. Mede daarom nam Hildegard de beslissing om haar communiteit los te weken van het mannenklooster van Sint-Disibodenberg. Niet langer stonden de nonnen onder het gezag van een abt, maar onder de uiteindelijke verantwoordelijkheid van een vrouw. Hildegard stichtte bij Bingen aan de Rijn een nieuw klooster en wijdde het toe aan Sint Rupert.

Sint Bernard

Al in Sint-Disibodenberg had zij haar mystieke visioenen laten optekenen door de monnik Volmar, haar geestelijk leidsman, en door zuster Richardis di Strade, haar secretaris. Hildegard besloot haar mystieke ervaringen voor te leggen aan een grote geestelijke autoriteit, om haar ervan te overtuigen dat ze haar visioenen authentiek waren. Die autoriteit was de invloedrijke cisterciënzer Bernardus van Clairvaux. Hij bemoedigde haar in vele opzichten.

Teutoonse profetes

In 1147 werden haar mystieke gaven door de hoogste autoriteit erkend. Paus Eugenius III, die een synode in Trier presideerde, las een tekst van Hildegard voor, die hem ter hand was gesteld door aartsbisschop Hendrik van Mainz. De paus gaf Hildegard officieel toestemming over haar visioenen te schrijven en om in het openbaar te spreken. Dat laatste was ongekend: een vrouw die met gezag over religie mocht spreken. Al spoedig kreeg zij de bijnamen 'de Duitse profetes' (Prophetissa Teutonica) en 'de Sybille van de Rijn'.

Visioenen

In een brief aan Sint Bernardus schrijft Hildegard: “Het visioen houdt mijn hele wezen in zijn greep. Ik zie niet met lichamelijke ogen, maar het verschijnt aan mij in de geest van de mysteries (…) Ik herken de diepe betekenis van wat er gezegd wordt in de Psalmen, in de Evangeliën en in andere boeken die mij in het visioen getoond worden. Dit visioen brandt als een vlam in mijn borst en in mijn ziel en het leert mij om de teksten ten diepste te begrijpen”. (Epistolarium pars prima I-XC: CCCM 91).

Theologische waarde

Op 8 september 2010 sprak paus Benedictus XVI over haar in zijn wekelijkse catechese bij de Algemene Audiëntie. “Hildegards mystieke visioenen hebben een rijke theologische inhoud. Zij verwijzen naar de voornaamste gebeurtenissen van de heilsgeschiedenis. Hildegard drukt zich voor het grootste gedeelte uit in een poëtische en symbolische taal.” In haar meest bekende werk, getiteld Scivias, beschrijft ze haar 35 visioenen van de gebeurtenissen van de heilsgeschiedenis.

“Met de trekken van de vrouwelijke sensitiviteit, ontwikkelt Hildegard in het hart van haar werk het thema van het mystieke huwelijk tussen God en de mensheid dat zich in de Incarnatie voltrekt. De bruiloft van de Zoon God met zijn bruid, de Kerk, vindt [volgens Hildegard] plaats op de boom van het Kruis. Dit huwelijk is vervuld met genade en het vermogen om nieuwe kinderen aan God te geven, in de liefde van de Heilige Geest”, aldus Benedictus XVI, daarbij Visio tertia PL 197, 453c parafraserend. “Deze korte verwijzingen laten ons al zien dat ook de theologie een bijzondere bijdrage van vrouwen kan ontvangen. Want vrouwen zijn in staat over God en de geloofsmysteriën te spreken vanuit hun eigen bijzondere intelligentie en sensitiviteit.”

Andere boeken

Hildegard heeft veel boeken geschreven. Naast Scivias beschrijft zij in twee werken een reeks visioenen: Liber vitae meritorum ('Boek van de verdiensten van het leven') en Liber divinorum operum ('Boek van de goddelijke werken'), ook wel De operatione Dei genoemd. In het eerste wordt de kosmos beschreven als schepping van de Heilige Drievuldigheid. Ook schrijft ze over deugden en ondeugden, en de vreugde van de overwinning van het goede op het kwade. Het tweede boek, geïnspireerd op de Proloog van het Johannes-evangelie, gaat over de relatie tussen Christus en de mensheid.

Musica

Hildegard van Bingen wordt beschouwd als een universeel geleerde. Naast haar mystieke en theologische geschriften, schreef zij over de natuur, de geneeskundige kracht van planten, fysiologie, pathologie en erotiek. Ook bekwaamde ze zichzelf in de muziektheorie. Ze componeerde vele hymnen, antifonen en liederen. Deze zijn verzameld onder de titel Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum ('Symfonie van de harmonie van de hemelse openbaringen').



Keizer

Aangezien Hildegard door de hoogste kerkelijke autoriteiten werd beschouwd als visionair, verwierf ze ook politieke invloed. Haar vertrouwen op God maakte haar moedig en vastberaden. Toen bijvoorbeeld keizer Frederik Barbarossa een kerkelijk schisma had veroorzaakt door zijn steun aan tenminste drie tegenpausen, nam zij het op voor de legitieme paus, Alexander III. Zij vermaande de keizer en herinnerde hem eraan dat ook hij zich eens voor God zou moeten verantwoorden. Als een oudtestamentische profeet schreef ze aan Barbarossa: “U zult spijt hebben van uw kwaadaardige gedrag van de goddelozen die mij verachten. Luister, o Koning, als u wilt leven! Anders zal mijn zwaard u doorsteken!” (E. Gronau, Hildegard. Vita di una donna profetica alle origini dell'età moderna, Milan 1996, p. 412).



Ketters

Bekleed met geestelijk gezag reisde ze naar tal van plekken om vrede te stichten. Reeds op gevorderde leeftijd, en altijd ziekelijk, trad ze in vaak oncomfortabele omstandigheden als profeet op. Ketters zoals de Duitse cátari sprak ze vermanend toe. Die wilden vanwege corruptie en wangedrag onder de clerus de Kerk radicaal hervormen. Hildegard zei dat de Kerk alleen hervormd kan worden door boete en bekering, en niet door de verandering van haar door God ingestelde structuur.

Kerklerares

Hildegard stierf op 17 september 1179 in het klooster Sint-Rupertsberg bij Bingen. Na haar dood werd zij al heilige vereerd. Haar cultus bleef echter beperkt tot de Duitstalige landen en benedictijnse gemeenschappen. Nooit werd zij officieel gecanoniseerd. Op 10 mei 2012 liet paus Benedictus XVI een decreet publiceren waarin Hildegard von Bingen officieel als universeel heilige van de Katholieke Kerk werd erkend. Haar feestdag op 17 september werd op de universele liturgische kalender gezet. Op 7 oktober van dat jaar werd ze door de Duitse paus tot Kerklerares (doctrix ecclesiae) uitgeroepen.

Relieken

In 1632, tijdens de Dertigjarige Oorlog, werd de abdij van Rupertsberg door Zweedse troepen verwoest. De relieken van Hildegard konden worden gered. Zij werden naar Keulen overgebracht en daarna naar Eibingen, nabij Rüdesheim. Het lichaam van Sint-Hildegard rust nog steeds in de door haar gestichte benedictinessenabdij van Eibingen, het centrum van de Hildegardcultus.