Een hongerdoek, ook wel vastengordijn genoemd, is een doek die in de veertigdagentijd kan worden opgehangen boven het priesterkoor, opdat het altaar en de crucifix aan het zicht van de gelovigen worden onttrokken.
Geschiedenis
De hongerdoek, ook wel aangeduid met de Latijnse naam velum quadragesimale ('veertigdagendoek'), vindt zijn oorsprong in de middeleeuwen. De gedachte erachter was dat wanneer het altaar, het Allerheiligste en de Crucifix aan het zicht waren onttrokken, de gelovigen beter in staat zouden zijn te doen waar de vastentijd voor is bedoeld: bezinning en boete. Het doek werd doorgaans enkel tijdens de elevatie (van de geconsacreerde Gedaanten) even terzijde geschoven. Overigens stamt uit dezelfde tijd de gewoonte om de heiligenbeelden in de kerk, tijdens de vastentijd, middels doeken aan het zicht te onttrekken.
Vormgeving
Aanvankelijk was de hongerdoek een witlinnen gordijn. Later werden er steeds meer afbeeldingen op afgedrukt, waardoor de vastendoek steeds minder aan zijn oorspronkelijke opzet leek te voldoen. De afbeeldingen die aan het zicht dienden te worden onttrokken, werden nu juist afgebeeld. Vaak ging het daarbij om afbeeldingen van het lijden van Christus. In Nederland raakte de doek in de loop van de tijd in onbruik. In andere landen – zoals bijvoorbeeld Duitsland en Spanje – zijn de doeken nog steeds populair. Vaak worden de tegenwoordige exemplaren in Derde Wereldlanden gemaakt, omdat vastenacties ten behoeve van die landen worden georganiseerd. De gelovigen worden aldus aangemoedigd niet alleen het lijden van Christus, maar tevens ook de ongelijke verdeling van de dwelvaart in de wereld te overdenken.