Met Pinksteren viert de Kerk de uitstorting van de Heilige Geest over de apostelen, zeven weken na Pasen. Deze gebeurtenis markeert de geboorte van de Kerk.
Vijftigste dag
De naam Pinksteren komt van het Griekse pèntèkostè, dat 'vijftigste' betekent. Het is de laatste dag van de vijftigdaagse Paastijd, die aanvangt op Paaszondag. De Kerk viert met Pinksteren de voltooiing van Pasen door de uitstorting van de Heilige Geest over de apostelen.
Heilige Geest
De Heilige Geest is God zelf in Zijn werkzame kracht en kan ook worden gezien als de goddelijke liefdesband tussen God de Vader en Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon. Het Nieuwe Testament verhaalt hoe Jezus door de Heilige Geest gedreven wordt.
Belofte van Jezus
Volgens het Evangelie van Johannes belooft Jezus zijn apostelen op de avond vóór zijn lijden en dood dat Hij hen de Heilige Geest zal zenden. De Geest zal hen voor altijd met Vader en Zoon verbinden, en hen helpen getuigenis af te leggen over de verrezen Jezus. Volgens de Handelingen der Apostelen daalde de Geest uiteindelijk inderdaad op de apostelen neer. Dat gebeurde tijdens het joodse pinksterfeest, zeven weken na Pesach.
Joods Pinksterfeest
Het joodse pinksterfeest heet Sjavoeot. Sjavoeot is Hebreeuws voor 'Wekenfeest': het feest moet volgens de Wet van Mozes namelijk zeven weken (49 dagen) na Pesach gevierd worden.
Sjavoeot de bekroning van Pesach
Met Pesach herdenken de joden de bevrijding uit Egypte, en met Sjavoeot de openbaring van de Tora op de berg Sinaï. Sjavoeot is feitelijk de bekroning van Pesach: de uittocht van het joodse volk uit Egypte en de weg naar het Beloofde Land wordt bekrachtigd door een godgegeven Wet, waar het volk voortaan naar leven kan.
Pinksteren de bekroning van Pasen
Bij de christenen is, net als bij de joden, Pinksteren de bekroning van Pasen: de uittocht van Christus uit het dodenrijk die met Pasen gevierd wordt, wordt met Pinksteren bekrachtigd door het goddelijk geschenk van de Heilige Geest.
Vurige tongen
Lucas beschrijft in de Handelingen der Apostelen hoe de apostelen aan het begin van Sjavoeot in Jeruzalem bijeen zijn. "Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf" (Handelingen 2, 1-4).
Vreemde talen of dronkemansgelal?
Lucas schildert de neerdaling van de Geest als een wonderbaarlijke gebeurtenis. Het wonder mist zijn uitwerking op de buitenwereld, en dan met name op de in Jeruzalem aanwezige buitenlanders, natuurlijk niet: "Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: `Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.' Ze stonden allen versteld, en in grote verlegenheid zei de één tegen de ander: 'Wat heeft dit te betekenen?' Maar anderen zeiden spottend: `Ze zitten vol zoete wijn.'" (Handelingen 2, 5-13)
Discussie: xenoglossie versus glossolalie
Bijbelgeleerden houden zich nog steeds bezig met de vraag of het taalwonder van Pinksteren een kwestie is van glossolalie of xenoglossie. Glossolalie is het 'spreken in tongen': een bovennatuurlijk verschijnsel dat voorkomt bij mensen die vervuld zijn van de Heilige Geest. In extatische toestand spreken zij een onbegrijpelijk taal. Xenoglossie is het Charisma om talen te spreken die de spreker eigenlijk onbekend zijn.
Universele taal
De theologische betekenis van het taalwonder heeft in ieder geval te maken met de katholiciteit van de Heilige Geest. 'Katholiek' betekent namelijk letterlijk 'universeel'. De Geest, zo wordt met Pinksteren duidelijk, laat zich verstaan aan eenieder die er oor voor heeft. Gods liefde openbaart zich voortaan niet langer aan één volk maar aan alle volken, rassen en talen. De apostelen zijn de vertolkers van de taal van goddelijke liefde en zijn daardoor toegerust om het Evangelie in heel de wereld te verkondigen.
Geboorte van de Kerk
De katholieke traditie ziet in de Pinkstergebeurtenis zoals Lucas die in de Handelingen beschrijft, de geboorte van de Kerk. Door de kracht van de Geest presenteert de Kerk zich voor het eerst aan de wereld, te beginnen in Jeruzalem, het centrum van de joodse godsdienst. In Handelingen staat beschreven hoe Petrus na de neerdaling van de Geest als eerste van de apostelen naar voren treedt en zich richt tot de "joodse mannen en bewoners van Jeruzalem". Petrus, de man die op Goede Vrijdag zijn Heer nog driemaal verloochend had, neemt nu onbevreesd het woord en legt aan de hand van de Heilige Schrift uit dat Jezus de Messias is. Petrus roept na zijn toespraak de toehoorders op zich te bekeren, met resultaat: Die zijn woord aannamen lieten zich dopen, zodat op die dag ongeveer drieduizend mensen zich aansloten (Handelingen 2, 41).
'Hij ademde over hen'
In het Nieuwe Testament wordt nog een andere wijze beschreven waarop de apostelen de Geest ontvangen. Tijd van handeling is de avond van de dag der Verrijzenis. Het Evangelie van Johannes beschrijft dat Jezus die avond zijn apostelen uitzendt met de woorden:`Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.' Johannes vervolgt: Na deze woorden ademde Hij over hen. `Ontvang de heilige Geest', zei Hij. 'Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.'" (Johannes 20, 19-23) De Heilige Geest wordt hier dus gelijk gesteld met de adem van Christus. Aan deze 'beademing' is bovendien een volmacht verbonden: de apostelen mogen in naam van Christus zonden vergeven. De aangehaalde tekst van Johannes wordt op Pinksterzondag tijdens katholieke eucharistievieringen voorgelezen.
Geschiedenis van Pinksterfeest
Al vroeg in de geschiedenis van de Kerk wordt het christelijk pinksterfeest op de vijftigste dag van de Paastijd gevierd. Aanvankelijk worden met Pinksteren zowel de neerdaling van de Geest als de Hemelvaart van Jezus gevierd. In 310 besluit het Concilie van Elvira dat de Hemelvaart voortaan als zelfstandig feest gevierd moet worden, en wel op de veertigste dag van Pasen. Pinksteren wordt een zelfstandig feest, geheel gewijd aan de uitstorting van de Geest. Tussen Hemelvaart en Pinksteren ligt dan het Pinksternoveen, waarin voor de werking van de Heilige Geest wordt gebeden.
Pinksteroctaaf
Sinds het Concilie van Elvira is de viering van Pinksteren in de Kerk steeds rijker geworden. Pinksteren kreeg bijvoorbeeld net als Pasen een Octaaf: een achtdaagse viering. Omdat Pinksteren van oorsprong de afronding is van de vijftigdaagse Paastijd, oordeelde het Tweede Vaticaans Concilie dat het Pinksteroctaaf niet gepast was en besloot het daarom af te schaffen. Wel werd bij de afschaffing de afsluiting van het Pinksteroctaaf, de zogenoemde Drievuldigheidszondag, als Hoogfeest gehandhaafd.
Rozenpasen
Vanaf de Middeleeuwen werd Pinksteren in Nederland ook wel Rozenpasen genoemd, omdat er tijdens de Pinkstervieringen uit de kerkgewelven rozenbladeren werden neergelaten, als symbool van de neerdaling der vurige tongen. Mogelijk duiden de rozenbloemen ook op een verwantschap met het folkloristisch feest van de Pinksterbloem of, zoals het in Oost-Nederland heette, Pinksterbruid.
'Pinksterbruid'
Oorspronkelijk was het feest van Pinksterbruid een ode aan het voorjaar. Het mooiste meisje van het dorp werd door de jongemannen tot pinksterbloem of -bruid gekozen en met bloemen versierd en gekroond. De bloem of bruid symboliseerde het begin van een nieuwe zomer, maar ook de seksualiteit en de vruchtbaarheid. Het feest is overigens vrijwel overal verdwenen.
Pinksteren en Maria
In de uitbeelding van het Pinksterwonder zoals het in Handelingen beschreven staat duikt, of het nu om oosterse iconen of westerse schilderijen gaat, opmerkelijk genoeg vaak Maria op. De Maagd neemt doorgaans zelfs een centrale plaats in: zij wordt afgebeeld in het midden van de kring van twaalf apostelen; boven elk hoofd zweeft doorgaans een tongvormige vlam, soms ook een stralenbundel. Dat Maria in het begeesterde gezelschap is gezeten, is niet zo vreemd. Maria symboliseert namelijk de Kerk, die bij Pinksteren in het aanschijn treedt. Haar plaats in het geheel is overigens ook met een beroep op de Schrift te rechtvaardigen. In Handelingen waarin wordt namelijk verteld hoe de apostelen na Jezus' Hemelvaart terugkeren naar Jeruzalem: Daarna keerden ze van de zogeheten Olijfberg, die dichtbij Jeruzalem ligt, op een sabbatsreis afstand, terug naar Jeruzalem. Toen ze de stad binnenkwamen, gingen ze naar de bovenzaal waar ze gewoonlijk verbleven: Petrus, Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus van Alfeüs, Simon de Zeloot en Judas van Jakobus. Zij bleven allen trouw en eensgezind in gebed, samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers (Handelingen 1, 12-14). Maria, zo maakten kunstenaars uit deze tekst op, verbleef blijkbaar in het gezelschap van de apostelen, en kon dus met het volste recht in hun midden worden afgebeeld.