Het Hooglied is met zijn 117 verzen een van de kleinste boeken in de Hebreeuwse Bijbel en heeft daar zijn plaats bij de Chetubim, de Geschriften, waar het samen met Ruth, Prediker, Klaagliederen en Ester deel uitmaakt van de groep boeken die ‘Rollen’ (Megillot) heet.
Lied der liederen
Het Hooglied heeft steeds een grote populariteit genoten, wat reeds blijkt uit de letterlijke titel: ‘Lied der liederen van Salomo’; deze woordcombinatie bevat een overtreffende trap die betekent: ‘Lied bij uitstek, het beste, het mooiste lied’. De benaming ‘Hooglied’ is voor het eerst door Luther gebruikt; via de Statenvertaling is dit in het Nederlands de gebruikelijke vertaling van de titel van dit Bijbelboek geworden. De Hebreeuwse titel Shir-HaShirim (‘Lied der liederen’) is letterlijk vertaald in de Vulgaat (Canticum canticorum); in de Septuagint heet het ΑΣΜΑ (‘Lied’).
Verzameling minneliederen
Het Hooglied is niet als één gedicht geschreven. Veel exegeten zien in het Hooglied een verzameling minneliederen, ten dele onafhankelijk van elkaar ontstaan, en pas later samengebundeld door een eindredacteur. De beginselen die deze eindredacteur bij de keuze van de liederen en de samenstelling van het tegenwoordige geheel heeft gehanteerd, ontgaan ons ten dele. Wel is het duidelijk dat de eindredacteur deze verzameling liederen tot een eenheid heeft gemaakt.
Periode
De tijd van het ontstaan van het boek als geheel is slechts bij benadering aan te geven. Het boek is in het Hebreeuws geschreven, maar bevat ook elementen uit andere talen, zoals het Aramees, het Perzisch en het Grieks. Deze talen beginnen in de wereld van het Oude Testament pas in de vijfde eeuw voor Chr. een rol te spelen. Dit gegeven maakt een datering rond het einde van de vijfde eeuw voor Chr. mogelijk, en een nog jongere datering waarschijnlijk.
Auteur
Koning Salomo kan dus onmogelijk de auteur van het Hooglied als geheel zijn, maar dat neemt niet weg dat naast de jonge elementen ook oude elementen aan te wijzen zijn, zoals de vermelding van Tirsa, de oude koningsstad van de Noord-Israëlitische vorsten in vers 6,4. Bovendien wordt Salomo's naam in het Hooglied enkele malen genoemd (1,1; 3,7.9.11; 8,11.12). Uit de algemene literatuurgeschiedenis is bekend dat literaire composities gemakkelijker ingang vinden wanneer ze op naam van grote mensen staan. Het ligt voor de hand het ‘Lied der liederen’ toe te schrijven aan de wijze koning op wiens naam 1005 liederen staan (1 Koningen 5,12). Aan koning Salomo worden ook Prediker, Wijsheid en enkele psalmen toegeschreven.
Huwelijk
Zoals de tekst voor ons ligt, bezingt het Hooglied de liefde van een (bruids)paar. Misschien mag men aannemen dat in de opeenvolgende hoofdstukken de groei van de liefde vanaf een pril stadium tot aan de voltooiing in het huwelijk geschilderd wordt. Omdat men in het boek geen logisch voortschrijdende handeling kan ontdekken, en omdat de gebruikte beelden soms zo moeilijk te verklaren zijn, staat deze interpretatie van het Hooglied niet vast. Sommige passages schijnen een situatie van voor het huwelijk te veronderstellen, andere van daarna. Hier komt nog bij dat in oudtestamentische tijden een type huwelijk bestond waarbij de vrouw in haar eigen huis blijft wonen, en daar door haar man werd bezocht.
Bedoeling
Over de bedoeling van het Hooglied zijn de meningen verdeeld; er zijn twee uitersten: enerzijds de ‘profane’ uitleg, die het Hooglied als een verzameling pure liefdesliederen ziet, anderzijds een religieuze en mystieke uitleg, die het Hooglied als beeldende beschrijving van Gods liefde voor zijn volk ziet. Waarschijnlijk is de oorsprong van het Hooglied een beschrijving van zuivere liefde van een man voor een vrouw en van een vrouw voor een man. Het Hooglied staat in dat opzicht niet alleen in de Bijbel. Teksten als Spreuken 2,16-18, Sirach 25,1-26,18 en Tobit 8,1-21 getuigen van de heiligheid van het huwelijk. Er is reden om aan te nemen dat in het oude Oosten het huwelijk sterk godsdienstig beleefd werd; het schijnt bijvoorbeeld zo te zijn dat de huwbare vrouw in Kanaän zich aan bepaalde inwijdingsceremonies onderwierp om haar vruchtbaarheid onder de hoede van Baäl, de god van de vruchtbaarheid, te stellen. In Israël bestond het gevaar dat zo’n gebruik werd overgenomen, en dat de zuiverheid van het geloof door gemengde huwelijken bedreigd werd.
God
Het Hooglied verheerlijkt daartegenover de ideale liefde tussen man en vrouw, in de overtuiging dat echte liefde en trouw van mensen onder elkaar een deelnemen is aan de vruchtbare liefde en scheppende trouw van de HEER, de God van Israël. Dit blijkt uit een aantal elementen uit het scheppingsverhaal die in het Hooglied terugkeren.
Vriendin
Hoewel er binnen het jodendom nog lang mensen zijn geweest die het Hooglied als een verzameling liefdesliederen beschouwden, zijn er aanwijzingen dat er al vroeg een diepere zin in gelezen werd. Tegen deze achtergrond spreekt Paulus in Efeziërs 5,32 over de betrekking tussen Christus en de kerk als een liefdesrelatie van man en vrouw. Deze terminologie is verwant aan die van het oudtestamentische hoofdgebod: ‘Luister Israël! ( ... ) U zult de HEER uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten’ (Deuteronomium 6,4-5). Het woord ‘vriendin’, waarmee de vrouwelijke hoofdpersoon in het Hooglied wordt aangesproken (1,9.15 enz.) herinnert overigens in het Hebreeuws aan de ‘naaste’ uit het gebod: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Leviticus 19,18, vgl. Efeziërs 5,28).
Onbevlekt
Omdat de profeten Israël aanhoudend beschrijven als ontrouwe bruid wil het Hooglied geen beeld geven van de feitelijke verhouding tussen God en zijn volk. Het verwoordt eerder de verwachting van een ideale verhouding die in andere teksten wordt geformuleerd als iets dat pas in de eindtijd werkelijkheid zal worden. In die geest spreekt Paulus – met een zinspeling op Hooglied 4,7 – van een bruid, ‘zonder vlek of rimpel ( ... ) heilig en onbesmet’ (Efeziërs 5,27). De beelden van de relatie tussen vrouw en man, tussen bruid en bruidegom, verbinden al deze teksten met het scheppingsverhaal.
Mystieke duiding
In de christelijke mystiek vormt het Hooglied een belangrijke bron van de openbaring van Gods liefde. Een van de beroemdste commentaren op het boek is dat van de cisterciënzer abt Bernardus van Clairvaux. De Spaanse karmeliet Johannes van het Kruis schreef Cantico Espiriutal, een van zijn beroemdste gedichten, op basis van het Hooglied.
Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op het boek Hooglied' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking stelde voor verwerking in dit lemma.