Joannes van Hooydonk (1782-1868) was de tweede apostolisch vicaris van het vicariaat Breda en de eerste bisschop van Breda, na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Hij zou bisschop blijven tot zijn dood in 1868.

Jeugd en priesterwijding
Joannes van Hooydonk werd op 2 augustus 1782 geboren te Ginneken. Soms wordt ook Ulvenhout genoemd als zijn geboorteplaats. Hij deed zijn Latijnse studiën te Oosterhout en bezocht vervolgens het grootseminarie IJpelaar. Hij werd op 15 december 1808 priester gewijd te Amsterdam door mgr. Luigi Ciamberlani, op dat moment vicesuperior van de Hollandse Zending die, noodgedwongen woonachtig in Münster, af en toe naar de Nederlandse hoofdstad reisde, bijvoorbeeld om nieuwe priesters te wijden.

Seminarieprofessor
Meteen na zijn priesterwijding werd hij professor op het theologicum van het apostolisch vicariaat Breda. Dit vicariaat was in 1803 opgericht toen de dekenaten van Breda en Bergen op Zoom werden afgescheiden van het bisdom Antwerpen. Het vicariaat, dat toen nog niet meer dan beide dekenaten omvatte, werd sinds 1803 geleid door Adrianus van Dongen, van wie Van Hooydonk jarenlang de eerste adviseur zou zijn. Van Dongen benoemde Van Hooydonk uiteindelijk tot president van het grootseminarie.

Leermeester
Adrianus van Dongen zou in tal van opzichten Van Hooydonks leermeester worden. Vooral op het gebied van de moraaltheologie dat zowel Van Dongen als diens latere opvolger als apostolisch vicaris nauw aan het hart zou blijken te liggen. Vooral op het gebied van 'losbandigheid' zagen de eerste Bredase vicarissen zich geconfronteerd met een – in hun waarneming – toenemend verval der zeden.

Carnaval
Met name het carnavalsfeest baarden beide prelaten zorgen. Carnaval, of Vastenavond, was na de reformatie geheel uit de Noorderlijke Nederlanden verdwenen. Pas na de vereniging van de Lage Landen in 1815 drong het Carnaval via Vlaanderen door tot de Noordelijke provincies. Dit tot afgrijzen van de katholieke clerus. Aan de morele en geestelijke gevaren die aan dit soort feestelijkheden kleefden, besteedde zowel Van Dongen als Van Hooydonk menig herderlijk schrijven. Daarbij werd zelden nagelaten te wijzen op de verschrikkingen van de hel, “die staat van vervloeking, die afgrijselijkheid, dat geween, dat geknars der tanden, die knagende worm, die poel van Gods gramschap, die zee van vuur, die plaats van alle tormenten”. Op de ontwikkeling van een Noord-Brabantse carnavalstraditie hadden deze woorden niet de minste invloed.

Administrator
In 1827 werd van Hooydonk benoemd tot opvolger van Van Dongen als apostolisch administrator, of vicaris, van het vicariaat Breda. In deze functie was Van Hooydonk nauw betrokken bij de voorbereidingen tot het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Met de latere Roermondse bisschop Paredis was Van Hooydonk bij dit alles vooral beducht voor een te 'Hollandse' invulling van de nieuw op te richten kerkprovincie. Van Hooydonk benadrukte steeds het eigen 'Zuidelijke' waar zijn collega uit Den Bosch, Joannes Zwijsen meer oog leek te hebben voor de noden van de gehele kerkprovincie in oprichting. De laatste zou dan ook benoemd worden tot eerste aartsbisschop van Utrecht.

Bisschop i.p.i.
In 1842 werd Van Hooydonk door paus Gregorius XVI benoemd tot bisschop van Dardanië in partibus infedilium. Ten Vaticane was men namelijk tot de overtuiging gekomen dat het herstel van de hiërarchie soepeler zou kunnen verlopen als er al een aantal wijbisshoppen zou zijn benoemd. Van Hooydonk ontving zijn wijding op 1 mei 1842 uit handen van mgr. C.L. Baron de Wijckersloot, de eerste bisschop van de Hollandse Zending.

Goede zeden
Als eerste bisschop bekommerde Van Hooydonk zich, als gezegd, met name over de handhaving van de goede zeden. Daarbij bediende hij zich van het bisschoppelijke instrument bij uitstek: de herderlijke brief. Niet zelden waren deze brieven, even als de catechismus, gesteld in vraagvorm waarbij de vraagsteller meteen zelf het antwoord leverde. “En welke is nu”, zo vroeg hij zich eens in een vastenbrief af, “bij uitnemendheid die tijd van versterving en boete?”, om er antwoordenderwijs aan toe te voegen: “Gij weet het, beminde gelovigen, dat is de veertigdaagsche vasten.” Sommige van zijn brieven hebben vrij expliciet “de besmettende pest van onkuischheid, hoererij en overspel” of zelfs het “ontuchtige gesprek” tot betreurenswaardig onderwerp.

Overlijden
Het pontificaat van Van Hooydonk leek zich aldus vooral te verstaan tot vraagstukken van moraaltheologische aard. En inderdaad, hoewel na pakweg 1861 de toon van zijn brieven milder wordt, van onderwerp veranderden zij niet. In 1865 verzwakte de gezondheid van Van Hooydonk waarop hem in 1867 een coadjutor ter beschikking werd gesteld in de persoon van Joannes van Genk. Van Hooydonk overleed op 25 april 1868, ruim 85 jaar oud.