Innocentius I was een heilige paus van de Katholieke Kerk (402-417). Hij was een van de eerste pausen die het universele primaatschap van de zetel van Rome promootten.
Het jaar van Innocentius’ geboorte is onbekend. Volgens Hieronymus was hij de zoon van zijn voorganger op de zetel van Sint-Petrus: paus Anastasius I. Het Liber Pontificalis wijst echter Innocentius van Albano aan als zijn vader.
Innocentius werd in het jaar 402 gekozen tot bisschop van Rome. In zijn geschriften streed hij voor het primaatschap van de Kerk van Rome in de christenheid, niet alleen in belangrijke geloofszaken (causa maiores) maar ook in kwesties betreffende kerkelijke tucht en liturgie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn brieven aan Vitricius van Rouaan, Exsuperius van Toulouse en Decentius van Gubbio.
Sint-Johannes Chrysostomos, metropoliet van Constantinopel, zocht steun bij Innocentius in zijn conflict met patriarch Theophilos van Alexandrië.
Paus Innocentius bevestigde de veroordeling van de leer van de Britse asceet Pelagius door de Synode van Carthago (416). Vijf Afrikaanse bisschoppen, onder wie Sint-Augustinus van Hippostuurden hem een brief waarin zij hun antipelagiaanse positie verduidelijkten.
Een boze brief schreef Innocentius aan de bisschop van Jeruzalem omdat die te weinig had gedaan aan de gewelddadige acties van pelagianen tegen religieuzen in Bethlehem, waarbij Sint-Hieronymus en een aantal monialen getroffen werden. Innocentius stuurde Hieronymus een troostbrief.
De Byzantijnse geschiedschrijver Zosimos suggereert in zijn Iστορια Νεα (Latijn: Historia Nova) dat Innocentius tijdens de plundering van Rome door de troepen van de Visigotische leider Alarik I het tijdelijk zou hebben toegestaan dat Romeinen privé hun oude afgoden aanbaden. De heidense priesters eisten echter dat dit publiekelijk werd gedaan op het Forum Romanum. Maar de belangstelling daarvoor bleek miniem te zijn; volgens Zosimos was dat het bewijs dat Rome succesvol gekerstend was.
Innocentius stierf op 12 maart 417. Volgens het Liber Pontificalis werd hij begraven in de Catacombe van Pontianus aan de Via Portuense.
De relieken van Sint-Innocentius I werden in 846 samen met die van Sint-Anastasius I met toestemming van paus Sergius II door hertog Liudolf van Saksen naar Gandersheim overgebracht. Daar werden ze vereerd in de kanunnikessenabdij van Gandersheim.
In het Martyrologium Romanum wordt Sint-Innocentius I beschreven als de “paus die de heilige Johannes Chrysostomus verdedigde, Hieronymus troostte en met Augustinus instemde”.