Sint Jacobus, de 'broer van de Heer', was leider van de christengemeente in Jeruzalem. Hij werd vanwege zijn verkondiging van het Evangelie bij de Tempel doodgeslagen.

Apostel

Jacobus wordt in het Nieuwe Testament op verscheidene plaatsen genoemd: bijvoorbeeld Mt. 13:55; Mc. 6,3; Gal.1,19. Hij heet er 'de Broeder des Heren'. Ook wordt hij 'apostel' genoemd, terwijl hij niet tot de Twaalf behoorde.



Broer?

Wat 'Broeder des Heren' betekent is lastig te bepalen. Was hij een bloedverwant van Jezus of een stiefbroer? De orthodoxe en katholieke leer zegt dat hij niet de zoon van de Heilige Maagd Maria geweest kan zijn, omdat Jezus haar enige kind was. In de protestantse traditie wordt vaak wel aangenomen dat hij een andere zoon van Jozef en Maria was. Ook kan het hier gaan om een zoon van Jozef, die hij kreeg voordat hij met Maria huwde. Jacobus zou ook een neef van Jezus geweest kunnen zijn. 

Apostelconcilie

Volgens de overlevering is deze Jacobus degene die aan het hoofd van de christengemeente van Jeruzalem werd geplaatst, toen de apostelen het Evangelie elders gingen verkondigen. Op het apostelconcilie in Jeruzalem speelde hij een belangrijke rol. Op die bijeenkomst werd vergaderd over de kwestie of christelijke heidenen moesten worden besneden en of zij gehouden waren aan de Wet van Mozes.

Toespraak

Nadat Petrus en Paulus op het concilie het woord hadden gevoerd, sprak Jacobus de vergadering toe. Zijn toespraak bevestigt wat door Petrus was gezegd, namelijk dat de profeten hadden voorspeld dat ook heidenen aan God toegewijd zouden worden. In aansluiting daarop stelde Jacobus voor af te spreken dat de niet-Joodse christenen zich houden aan een aantal essentiële Joodse leefregels, zodat de Joodse christenen zonder gevaar van wetsovertreding met hen kunnen omgaan. (Handelingen der Apostelen 15: 1-22)

Paulus

Jacobus bleef zijn vooraanstaande positie behouden, want toen Paulus na zijn derde missiereis naar Jeruzalem terugkeerde, bezocht hij Jacobus "bij wie ook alle oudsten samengekomen waren" (Hand. 21,18). Al eerder was Paulus met Jacobus in aanraking gekomen. Na Paulus' bekering duurde het drie jaar voordat hij naar Jeruzalem terugkeerde. In de Galatenbrief zegt hij daarover: "Pas drie jaar later ben ik naar Jeruzalem gegaan om met Kefas [Petrus] kennis te maken, en ik ben veertien dagen bij hem gebleven. Van de andere apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jacobus, de broer van de Heer." (Gal. 1,18-19) In dezelfde brief noemt hij Jacobus, Kefas en Johannes "de mannen van aanzien die als steunpilaren gelden" (2,9). Met de eerste is niet de apostel Jacobus en broer van Johannes bedoeld, want die was op last van Herodes al onthoofd. Aangenomen wordt dat het hier weer gaat om de 'Broeder des Heren'.

Marteldood

De kerkelijke geschiedschrijver Eusebius van Caesarea (3e/4e eeuw) vertelt het relaas van de marteldood van Jacobus. Hij beroept zich daarbij op het zevende boek van de Hypotyposen van Clemens van Alexandrië (+ 215) en op de Hypomnèmata van ene Hegesippus, "die tot de eerste generatie na de Apostelen behoorde." (Ekklèsiastikè Historia XXIII,3). Volgens beiden werd Jacobus, de 'Broeder des Heren', op last van de Schriftgeleerden en de Farizeeën van de tinne van de Tempel van Jeruzalem geworpen en met een stuk hout doodsgeslagen. Tot het einde toe had hij Jezus verkondigd. Volgens Hegesippus werd Jacobus bij de tempel begraven.

Val van Jeruzalem

Eusebius: "Zo'n wondervol man was Jacobus en zo bij alle anderen beroemd om zijn gerechtigheid, dat ook de verstandigen onder de Joden daarin de oorzaak zien, dat terstond na zijn marteldood Jeruzalem werd belegerd en dat dit hun om geen andere redenen is overkomen dan om wat zij hem hadden aangedaan." (o.c. 2,XXIII,19). Eusebius heeft het hier over de val van Jeruzalem in het jaar 70. Hij meldt dat ook Flavius Josephus (37-ca.100) die mening was toegedaan: Eusebius citeert Antiquitates Judaicae van Josephus zo: "Dit overkwam de Joden als wraak voor Jacobus de Gerechte, die de broeder was van Jezus, die Christus wordt genoemd, omdat de Joden hem doodden hoewel hij zeer rechtvaardig was." Dit citaat is echter bij Josephus niet terug te vinden.

Steniging

Josephus beschrijft de dood van Jacobus in Antiquitates Judaicae in nummer XX, 197-203. Hij zegt dat 'de broer van Jezus, die Christus wordt genoemd' en anderen door hogepriester Ananus (aangesteld door de Romeinen) werden beschuldigd van overtreding van de wet. "Hij (...) leverde hen uit om gestenigd te worden."

Feestdag

In de westerse traditie is de Broeder des Heren vereenzelvigd met de apostel Jacobus de Mindere. Vandaar dat zijn feest gevierd wordt op 3 mei (feest van de apostelen Filippus en Jacobus). In de oosterse traditie worden de twee onderscheiden. Het feest van Sint Jacobus Broeder des Heren wordt in de kerken van de Byzantijnse ritus gevierd op 23 oktober en dat van Sint Jacobus Zoon van Alfeüs op 9 oktober.