Het jansenisme is een augustinistische stroming binnen het continentale Europese katholicisme, die zich voornamelijk manifesteerde in de 17de en 18de eeuw. Het betreft een niet helder afgebakend geheel van doctrinaire, spirituele, disciplinaire, kerkrechtelijke en politieke opvattingen, die niettemin onder één noemer als ketterij zijn veroordeeld.
Jansenius
In beginsel was een ‘jansenist’ een katholieke geestelijke of kloosterling die weigerde het Formulier van paus Alexander VII in diens bul Regiminis Apostolici (1665) te ondertekenen. Met dit formulier werden vijf stellingen verworpen die werden geacht de inhoud weer te geven van het postuum uitgegeven boek Augustinus van de Leuvense hoogleraar en bisschop Cornelius Jansen (ook wel Cornelius Jansenius, 1585-1638). Het boek was een systematische en strenge interpretatie van het denken van de kerkvader Augustinus. Sommige geestelijken weigerden het formulier te aanvaarden op grond van de theologische inhoud, de meeste echter omdat de stellingen niet als zodanig in het boek van Jansen konden worden teruggevonden.
Vijf stellingen
De vijf stellingen waarvan in Regiminis Apostolici sprake is, werden door Alexanders voorganger Innocentius X in diens bul Cum Occasione (1653) als ketters beschouwd. Deze stellingen luiden:
- Sommige geboden van God zijn voor de gerechte mensen, ook als ze het willen en proberen, met de eigen krachten die ze hebben niet te vervullen; het ontbreekt hun ook aan de genade waardoor deze geboden wel te vervullen zijn.
- Aan de innerlijke genade, kan de mens in de staat van de gevallen natuur, niet weerstaan.
- Om verdienste of tekort te verwerven, is vrijheid van interne noodzaak niet nodig, maar alleen vrijheid van externe dwang.
- De semipelagianen hadden gelijk toen zij leerden dat voorkomende genade noodzakelijk was voor alle innerlijke handelingen, geloven inbegrepen, maar zij dwaalden in hun leer dat de gevallen mensheid vrij is om de voorkomende genade te aanvaarden of eraan te weerstaan.
- Te stellen dat Christus voor alle mensen is gestorven en zijn bloed heeft vergoten, is semipelagiaans.
Genade
In doctrinair opzicht kenmerkten als ‘jansenistisch’ aangemerkte katholieke theologen en clericizich door een pessimistische antropologie, waarin de vrije wil en de morele capaciteiten van de mens zijn ingeperkt ten gunste van de goddelijke genade en uitverkiezing. Deze opvattingen gingen in spiritueel opzicht gepaard met een ascetische levenshouding, een christocentrische vroomheid en een intellectuele gestrengheid.
Rigorisme versus laxisme
In disciplinair opzicht keerden ‘jansenistische’ geestelijken zich tegen devotionele praktijken en opvattingen (met name die van jezuïeten) die volgens hen morele nonchalance in de hand werkten. Zo achtten biechtvaders van de strikte richting alleen werkelijk berouw over zonden uit liefde voor God (contritio) een voorwaarde voor het toedienen van de absolutie en namen geen genoegen met berouw uit angst voor de hel (attritio) of andere motieven.
Autonomie
In kerkrechtelijk en ecclesiologisch opzicht maakten theologen in het jansenistische spectrum zich sterk voor een grote autonomie van de bisschoppen. Zij meenden dat alleen een Oecumenisch Concilie, en niet de bisschop van Rome, het hoogste gezag toekwam in de kerk. ‘Jansenistische’ canonisten kenden over het algemeen in kerkelijke aangelegenheden een groot gezag toe aan wereldlijke overheden en instanties. Verder verdedigden zij vaak de opvatting dat de jurisdictie, het leergezag en de sacramenten door Christus aan de gehele kerk zijn gegeven en niet alleen aan de geestelijken, aan wie alleen de uitoefening van deze faculteiten toekomt.
Blaise Pascal
Middelpunt van de in beweging was het cisterciënzerinnenklooster Port-Royal des Champs in Frankrijk, waar Angelique Arnauld abdis was. De belangrijkste figuur van de beweging rond dit klooster was haar broer Antoine Arnauld. Ook Pasquier Quesnel, Jean du Vergier de Hauranne, abt van Saint-Cyran, en de beroemde natuurkundige, filosoof en theoloog Blaise Pascal speelden een grote rol. Het jansenisme werd in het begin van de 18de eeuw ook een politieke beweging in Frankrijk. Deze beweging werd gesteund door het parlement tegen de autoriteit van koning Lodewijk XIV (1643-1715).
Unigenitus
De theologische en politieke strijd en kwam in Frankrijk tot een climax met de bul Unigenitus, die paus Clemens XI in 1713 op aandringen van Lodewijk XIV uitvaardigde tegen het jansenisme. In de bul, die onder bisschoppen zeer omstreden was, werden 101 stellingen uit het boek Abregé de la morale de l'Evangile ou pensées chrestiennes sur le texte des quatre evangelistes van de Franse theoloog Pasquier Quesnel als ketters uitgelegd. Het verzet tegen de bul verenigde verschillende politieke, academische en kerkelijke groeperingen. De twist, die Frankrijk tot op het bot verdeelde, werd pas in de Franse Revolutie gesmoord.
Oud-Katholieke Kerk
De ideeën die als jansenisme werden aangeduid, strekten zich uit over heel Europa en hadden grote invloed op de controversiële Synode van Pistoia (1786) in Toscane. In Nederland vormde de schorsing in 1702 van de van jansenisme beschuldigde apostolisch vicaris Petrus Codde de opmaat voor het schisma in 1723 tussen de Oud-Katholieke Kerk (ook wel ‘Oud-bisschoppelijke Cleresie’ of ‘Ultrajectijnse Kerk’) en de Rooms-Katholieke Kerk. Vanwege haar kerkpolitieke positiekeuze en strenge augustinisme stond de Oud-Katholieke Kerk twee eeuwen lang als typisch jansenistisch bekend. In de twintigste eeuw ontwikkelde de oud-katholieke theologie zich meer in de richting van oecumenische consensus. Tegenwoordig leeft vooral het ecclesiologische en kerkrechtelijke ‘jansenisme’ voort, opvattingen over het wezen van de kerk die worden gedeeld door veel oosters-orthodoxe, anglicaanse alsook door een minderheid van rooms-katholieke theologen.