Jeremia is de naam van een boek uit het Oude Testament en van een bijbelse profeet uit de 7e eeuw voor Christus. Jeremia streed voor sociale rechtvaardigheid en tegen afgodendienst. Christenen hebben van het begin af gewezen op de frappante overeenkomsten tussen het leven van Jeremia en Jezus. Beiden werden omwille van hun boodschap vervolgd en hebben zwaar geleden.

Zoon van priester
Het boek Jeremia behoort tot de profetische geschriften van de Bijbel. Volgens het openingsvers is Jeremia de zoon van Chilkia, een priester uit Anatot in het gebied van Benjamin. Zijn roeping wordt gedateerd in het dertiende regeringsjaar van koning Josia, die in Juda regeerde van 640 tot 609 v. Chr.

Jeruzalem
Jeremia's profetische werkzaamheid speelde zich bijna uitsluitend af in Jeruzalem en strekte zich uit over een periode van minstens veertig jaar. Vanaf het dertiende jaar van koning Josia (627 voor Christus) is hij als profeet opgetreden tot aan de Val van Jeruzalem in 587 v. Chr. Zijn optreden heeft dus voornamelijk plaats onder de laatste koningen van Juda.

Verval Assyrische rijk
De geschiedenis van de koningen van Juda in de context van de toenmalige internationale machtsverhoudingen hebben in het boek Jeremia de nodige sporen achtergelaten. Toen Jeremia zijn optreden begon, was de toestand in het Nabije Oosten verre van rustig. Het Assyrische rijk dat vele jaren het hele gebied had overheerst, was in verval en stortte weldra ineen (612-609 v. Chr.) Voor Juda betekende dit geen bevrijding, maar alleen uitstel van executie.

Babyloniërs verwoesten Jeruzalem
De nieuwe heersers, de Babyloniërs, brachten het in 587 v. Chr. de genadeslag toe: Jeruzalem en de tempel werden vernield. Een groot deel van het volk werd in ballingschap naar Babylonië gevoerd. De leiders van Juda hebben zelf aan dit proces bijgedragen. De Babyloniërs wilden de ondergang van het rijk niet, maar werden ertoe gedwongen door de opstand waartoe de zwakke en onbekwame koning Sedekia zich liet overhalen. In deze laatste jaren van het koninkrijk Juda (609-587 v. Chr.) valt het optreden van Jeremia.

Jeremia kon Jeruzalem niet redden
Jeremia moest het opnemen tegen koningen van Juda, edelen, priesters en profeten. Zijn kritiek riep tegenstand op, maar het vertrouwen op de bijstand van de Getrouwe maakte hem tot een 'koperen muur'. Zijn profetisch optreden heeft zijn volk, de stad en de tempel niet van de ondergang kunnen redden. Het volk is in ballingschap gevoerd, stad en tempel zijn verwoest.

Klagen
Vervolging en mishandeling bleven Jeremia niet bespaard, zodat het hem sommige ogenblikken te machtig werd. Dan vervloekt hij zijn geboorte en zijn bestaan, wil hij zijn taak opgeven en in eenzaamheid vluchten. Hij voelt zich door God verleid, overweldigd en bedrogen. Maar God gaat op die klachten niet in. Hij bekrachtigt wel de zending van Jeremia, die staande blijft en volhoudt.

Orakels
De orakels van de hoofdstukken 2-6 werden voor het grootste gedeelte uitgesproken tijdens de regering van koning Josia, die het land op godsdienstig gebied probeerde te hervormen en te zuiveren van de afgodendienst. Jeremia steunt hem hierin door het volk op te roepen zich te bekeren, de afgoden te verwijderen en terug te keren naar de heer.

Verwilderen
Onder zijn opvolger Jojakim, die een geheel andere politiek voert dan zijn vader Josia, en die het land opnieuw in sociaal onrecht en afgodendienst laat verwilderen, ondervindt Jeremia tegenstand. De aanleiding is onder meer een vlijmscherp orakel tegen het vermetel vertrouwen dat het Jeruzalemse volk op de tempel en de aldaar gebrachte eredienst stelt, alsof cultus alleen zou volstaan om zich te verzekeren van de hulp en de nabijheid van de heer: 'Vertrouw niet op de valse leus: Dit is de tempel van de Heer', roept Jeremia uit, 'maar verbeter uw leven, behandel elkaar rechtvaardig, onderdruk geen vreemdeling, weduwe of wees, vergiet geen onschuldig bloed op deze plaats en loop niet achter andere goden aan. Dan laat Ik u wonen op deze plaats, in het land dat Ik aan uw voorvaderen gegeven heb voor altijd' (7,4-6).

Ballingschap in Babel
In 597 slaat Nebukadnessar, koning van Babel, het beleg voor Jeruzalem. Koning Jojakim wordt in ballingschap weggevoerd en vervangen door zijn oom Mattanja, ook bekend onder de naam, Sedekia. Wanneer Jeremia hem de goede raad geeft - als laatste overlevingskans - zijn nek te buigen onder het juk van de koning van Babel en zich aan hem te onderwerpen, verwijt men hem defaitisme en zelfs dat hij heult met de vijand. De leidende kringen spannen tegen hem samen en zetten hem gevangen. Tevergeefs dreigt en smeekt Jeremia, maar zijn woorden worden in de wind geslagen. De zwakke en onbekwame koning Sedekia laat zich door de nationalisten op sleeptouw nemen en komt in opstand tegen Nebukadnessar, aan wie hij nochtans door een vazalleneed gebonden was.

Definitieve ondergang Juda
Deze opstand heeft in 587 voor Christus de definitieve ondergang van Juda tot gevolg. Jeruzalem en de tempel worden verwoest en een groot gedeelte van de bevolking wordt in ballingschap naar Babel weggevoerd. Na de inneming van Jeruzalem blijft Jeremia achter in het land, dat nu onder het gezag van Gedalja staat, die door koning Nebukadnessar als gouverneur over Juda werd aangesteld. Wanneer deze na amper twee maanden wordt vermoord, vluchtte een aantal Judeeërs naar Egypte. Jeremia wordt met zijn secretaris Baruch tegen zijn zin in meegevoerd.

In Egypte
Wij worden geïnformeerd dat hij in Egypte de afgodendienst van zijn landgenoten heeft aangeklaagd en de inval van Nebukadnessar in Egypte heeft aangekondigd. Waar en hoe Jeremia gestorven is, is niet bekend. Het is mogelijk dat hij in Egypte is gestorven. Jeremia is een van de grote profeten van Israël geworden.

Boek en persoon Jeremia
De gegevens in het boek Jeremia laten een biografische benadering toe, die nog kan worden uitgebreid, maar die niet door iedereen wordt gevolgd. Bijvoorbeeld het begin van zijn optreden (627 of 609 voor Christus?) is omstreden. Een aantal tijdsaanduidingen hebben veeleer theologische betekenis. Het boek Jeremia geeft zelf meer dan eens tegenstrijdige informatie over de persoon van Jeremia. Een andere lezing van de teksten acht de biografie in het boek een schepping van latere redacteuren. Door deze creatie is Jeremia het prototype van de vervolgde, mishandelde en verworpen profeet geworden, een voorloper van een genre martelaarsverhalen. In deze verhalen wordt de geschiedenis van Israël en zijn vrome rechtvaardigen met een nieuwe vormgeving verteld.

Tekstgenres
In het boek Jeremia kan men verschillende tekstsoorten onderscheiden. Profetieën in poëzie, redevoeringen in proza, berichten in de eerste persoon en verhalen over de profeet in de derde persoon. Deze verzamelingen uit kringen van leerlingen en schrijvers hebben bewerkingen ondergaan totdat het boek vorm kreeg in de beide nu bekende redacties. In het boek zelf zijn hier en daar nog sporen van kleinere collecties uitspraken te herkennen.

Tekstgeschiedenis
De tekst van het boek heeft een ingewikkelde geschiedenis achter zich. De Griekse vertaling of Septuaginta, heeft wel een honderdtal woorden die in de Hebreeuwse tekst ontbreken, maar is in zijn geheel veel korter (1/8) dan de Hebreeuwse tekst. Ook de volgorde van de teksten verschilt. De profetieën tegen de volken staan in de Griekse tekst, na vers 25,13 en in een geheel andere volgorde dan in de Hebreeuwse tekst, waar deze hoofdstukken aan het einde van het boek staan. Hieruit blijkt wel, dat de woorden van Jeremia in twee verschillende vormen zijn overgeleverd en geredigeerd.

Verwerking ballingschap
Het kenmerkende aan het boek Jeremia is dat in alle lagen van de tekst een weerspiegeling herkenbaar is van het verwerkingsproces van de catastrofe van de ballingschap. Dit proces verloopt van klachten over de ramp tot aanklachten tegen de schuldigen, hetgeen leidde tot het bewaren van de woorden, de tekenhandelingen en het lijden van de profeet voor volgende generaties. Deze doelbewuste vormgeving mondde uit in teksten met beloften voor de mensen die nog steeds te lijden hadden onder de gevolgen van de deportatie en ballingschap.

Nieuw Verbond
De beloften die gedaan worden, gaan over het herstel van een Israël en Juda dat bevrijd was van zijn vijanden. Iemand uit het Huis van David zal over het Heilig Land heersen, terwijl God een nieuw verbond met zijn volk zal sluiten. Dat verbond zal niet op stenen tafelen geschreven zijn, maar zal in het menselijk hart gegrifd staan. Daardoor zal de luisterbereidheid van Israël zich herstellen, en kan een vervulling van de heilsbeloften gegarandeerd en veilig gesteld worden.

Jezus
Latere generaties hebben Jeremia zeer hoog geacht en hem in een proces van legendevorming in ere hersteld. In 2 Makkabeeën 15,14-16 is hij de beschermer van stad en volk. De joodse literatuur kent hem als degene die altijd bidt voor zijn volk. Christenen hebben van het begin af gewezen op de frappante overeenkomsten tussen het leven van Jeremia en Jezus. Beiden werden vervolgd en hebben smartelijk geleden. Uit de tempelrede van Jeremia wordt door Jezus geciteerd in het verhaal van de Tempelreiniging: "u hebt er een rovershol van gemaakt" (Marcus 11,17 is ontleend aan Jeremia 7,11).

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op het boek Jeremia' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.