Het oudtestamentische boek Jesaja bestaat uit drie delen van mogelijk drie verschillende profeten. In het Nieuwe Testament wordt veelvuldig uit Jesaja geciteerd, omdat het veel profetieën over de komst van de Messias bevat.

Koninklijke profeet
De profeet Jesaja, geboren rond 765 voor Christus, wordt soms de 'koninklijke profeet' genoemd, omdat hij de indruk wekt te behoren tot de aristocratie van Juda. Volgens de joodse overlevering zou hij zelfs van koninklijken bloede zijn. In het sterfjaar van koning Uzzia van Juda (740 voor Chr.) wordt hij geroepen tot het profetenambt.

Koning Achaz van Juda
Ten tijde van Jesaja's roeping heeft Assyrië de suprematie in het Nabije Oosten. Het Beloofde Land is inmiddels gesplitst in het noordrijk Israël en het zuidrijk Juda. Als Achaz in 736 de nieuwe koning van Juda wordt pogen koning Resin van Syrië en koning Pekach van Israël hun jonge Judese ambtsgenoot te betrekken in een coalitie tegen de Assyrische koning Tiglatpileser III. Op zijn weigering wordt Achaz door de bondgenoten Resin en Pekach aangevallen. Hij besluit de hulp van Assyrië in te roepen.

'Vertrouw enkel op God'
Als koning Achaz de hulp van Assyrië inroept, mengt Jesaja zich in de politiek. Dat doet hij naar het voorbeeld van zijn grote voorgangers uit de 9de eeuw, Elia en Elisa. Hij spreekt Achaz moed in, maar eist van hem dat hij zijn vertrouwen uitsluitend stelt op Jahweh. Koning Achaz slaat de woorden van de profeet echter in de wind. Hij roept de Assyrische koning Tiglatpileser III toch te hulp en komt daardoor onder zijn voogdij te staan.

Hizkia
Na de dood van Achaz in 736 voor Christus komt de vrome Hizkia op de troon. Wanneer deze de partij van Egypte wil kiezen, treedt Jesaja opnieuw op tegen de Egyptische invloed aan het hof en tegen elke militaire alliantie. Men moet alleen op Jahweh vertrouwen!

Marteldood
Het hoogtepunt van de politieke crisis in Juda is de veldtocht die koning Sanherib van Assyrië in Juda onderneemt in 701 voor Christus. Hizkia onderwerpt zich, maar Sanherib eist de overgave van Jeruzalem. Jesaja verzekert Hizkia dat Jeruzalem niet zal vallen. De feiten geven hem gelijk. Na 700 verdwijnt Jesaja uit ons gezichtsveld. Volgens een joodse traditie stierf hij de marteldood onder koning Manasse (693-639 voor Chr.).

Drie delen
Het boek Jesaja is, zoals elk profetenboek, ontstaan uit verzamelingen van orakels en gedichten, die enigszins geordend zijn. Stukken van latere datum worden aan de verzameling toegevoegd en het geheel wordt in de loop van de tijd redactioneel bewerkt. Men kan in het boek duidelijk drie grote delen onderscheiden: 1-39; 40-55 en 56-66.

Jesaja 1-39
In de hoofdstukken 1-39 vinden we de authentieke uitspraken van de profeet. Maar in dit eerste deel worden ook recentere stukken opgenomen en de woorden van de profeet zijn soms sterk redactioneel bewerkt. Het beroemdst zijn de bundel Sionsprofetieën, het Immanuël-boek en de Apokalypse van Jesaja. 

Jahweh de Heilige van Israël
Jesaja wordt terecht de profeet van het geloof genoemd. Zijn prediking is gegrond op de zekerheid dat Jahweh groot en machtig is. Hij beheerst de geschiedenis: de oorlogen waarmee de volken Juda bedreigen, heeft Hij zelf gepland. Alles is in zijn hand en daarom mag men de vijand niet vrezen. Men moet alleen op Jahweh vertrouwen en alle coalities van de hand wijzen. Elke coalitiepolitiek is een teken van gebrek aan vertrouwen in Jahweh en van afvalligheid. Voor de profeet is Jahweh de Heilige van Israël. Dit betekent dat Hij zijn volk beschermt, maar er ook een corresponderende heiligheid van eist. Vandaar het protest van Jesaja tegen het sociale onrecht dat gepaard gaat met een overdreven waardering van de cultus.

Jesaja 40-55
In de hoofdstukken 40-55 treffen wij een andere sfeer en situatie aan. Nu is de vijand niet meer Assur maar Babel, en de profeet, die in deze hoofdstukken aan het woord is, kondigt de bevrijding aan uit de Babylonische ballingschap. De bevrijder van de verbannen Judeeërs, de Perzische koning Kores, is zijn opmars begonnen, die zal leiden tot de val van Babel.

Deuterojesaja
De exegeten zijn er tegenwoordig algemeen van overtuigd dat de hoofdstukken 40-55 van een onbekende profeet afkomstig zijn, Deuterojesaja of Tweede Jesaja genoemd, die optrad rond het einde van de ballingschap. Sinds het einde van de negentiende eeuw zijn er exegeten die de hoofdstukken 56-66 vaak aan een derde profeet, Tritojesaja, toeschrijven, te situeren is in het Jeruzalem van na de ballingschap.

Koning Kores van Perzië
In enkele passages drijft Deuterojesaja de spot met de dwaze makers en aanbidders van afgodsbeelden. Ook in de disputen stelt de profeet de goddelijke soevereiniteit van Jahweh in het licht. Op basis hiervan besluit hij dat het welslagen van de Perzische koning Kores door Jahweh geleid wordt, met het oog op zijn heilsplan voor het uitverkoren volk. Deuterojesaja is dus een verdediger van het monotheïsme. Zijn verdediging staat echter in dienst van zijn boodschap over de naderende verlossing. Vanuit letterkundig oogpunt mag men hem beschouwen als een van de grootste dichters van het Oude Testament, wat ook blijkt uit de prachtige hymnen, die we op verschillende plaatsen in zijn werk aantreffen.

Lijdende dienaar Gods
Men heeft steeds een bijzondere aandacht gehad voor de passages 42,1-4; 49,1-6; 50,4-11; 52,13-53,12, waarin gehandeld wordt over een lijdende dienaar van Jahweh. De grote belangstelling voor deze teksten hangt samen met het feit dat de christelijke traditie in de dienaar een voorafbeelding heeft gezien van Jezus Christus. Er is veel discussie over de identiteit van de dienaar. Volgens sommigen is hij een symbool van het lijdende Israël, dat verlost zal worden. De individuele interpretatie telt echter meer aanhangers. Men denkt aan Mozes, Hizkia, de profeet Jeremia of Deuterojesaja zelf. Vaak ziet men in de dienaar een toekomstige heilsfiguur. In tegenstelling tot het eerder triomfantelijk messianisme, zou de profeet van de ballingschap verwachten dat het heil gerealiseerd zal worden door een lijdende profetische figuur, die na de vernedering verheerlijkt zal worden.

Jesaja 56-66
De hoofdstukken 56-66 bevatten een verzameling losstaande stukken, die waarschijnlijk van meerdere auteurs afkomstig zijn. Afgezien van misschien enkele elementen van vóór de Babylonische ballingschap, zijn de meeste van deze teksten erna ontstaan. Ze zijn niet meer gericht tot een volk in ballingschap en er is ook geen sprake meer van een nieuwe Exodus of een tocht door de woestijn. Tritojesaja leeft met de realiteit van de tempel, al dan niet hersteld, en hecht veel belang aan de tempelcultus. Hij moet ook optornen tegen de diepe ontgoocheling die zich van vele teruggekeerde ballingen heeft meester gemaakt, omdat de mooie toekomst die Deuterojesaja had voorgespiegeld vooralsnog uitblijft. De restauratie verloopt niet zo vlot als men had gewenst en er zijn allerlei interne moeilijkheden, vooral wegens de conflicten tussen de terugkerende ballingen en degenen die in Juda waren achtergebleven. De profeet reageert tegen deze desillusie, door allereerst de zonde aan te klagen die er de oorzaak van is, en verder door te bevestigen en te herhalen dat het heil er zeker zal komen.

Apokalyptisch
Bij Tritojesaja valt ook op dat de heilsverwachting zich ontwikkelt in een apokalyptische richting: God grijpt rechtstreeks in zonder historische tussenpersonen als zijn werktuig te gebruiken, en bovendien voert Hij een strijd op wereldniveau tegen al zijn vijanden. Waar Deuterojesaja zijn toehoorders vooral een gebrek aan geloof verwijt, worden in Tritojesaja alleen sociaal onrecht en afgodische praktijken aangeklaagd. Israël blijft het uitverkoren Godsvolk, maar binnen de gemeenschap zal er een splitsing plaatsvinden tussen goeden en bozen. Jahweh komt in dit alles naar voren als een rechtvaardige en straffende God, maar tegelijk als een getrouwe en barmhartige God, die altijd bereid is om te vergeven en met de mens een eeuwig verbond aan te gaan.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op het boek Jesaja' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.