De heilige kapucijn Jozef van Leonessa (1556-1612) is de Patroon van de Missie in Turkije.

Kapucijn

Sint Jozef van Leonessa werd in 1556 geboren als Eufranio Desiderio in het Umbrische stadje Leonessa (thans in Lazio gelegen). Hij werd onderwezen door zijn oom, die wilde dat hij met een goede partij zou trouwen. Op 16-jarige leeftijd werd hij ernstig ziek. Hij genas en trad toe tot de Kapucijnen, de hervormingsbeweging van de Orde der Minderbroeders.

Asceet

Eufranio deed zijn noviciaat in Carcerelle bij Assisi, waar hem de kloosternaam Jozef (Giuseppe) werd gegeven. Frater Jozef verwierf al snel bekendheid om zijn ascese. In navolging van de heilige Franciscus van Assisi beschouwde hij zijn lichaam als 'broeder Ezel', wat bleek uit zijn strenge vasten en onthouding. Na zijn filosofische en theologische studies werd hij in 1580 tot priester gewijd.

Istanbul

In 1587 werd pater Jozef samen met enkele medebroeders door de overste van de kapucijnen naar Constantinopel gestuurd voor de zielzorg van christelijke gevangenen aldaar. Constantinopel was sinds 1453 de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk. Jozef en gezellen verbleven er in een verlaten klooster aan de overkant van de Gouden Hoorn, de voormalige Genuese kolonie Galata (Pera). Door hun armoede en ascetische levensstijl kregen ze al snel bekijks van de moslims.

Galeislaven

Jozef ontfermde zich over de christelijke slaven die werkten op de galeien van de Ottomaanse marine. Elke dag trok hij naar de stad om er het Evangelie te verkondigen. Op den duur werd dat niet meer getolereerd en werd hij gevangengezet. Na bemiddeling van een Venetiaanse diplomaat werd hij vrijgelaten.

Ter dood veroordeeld

Inmiddels had hij het plan opgevat om de sultan de bekeren. Toen hij zich toegang probeerde te verschaffen tot het paleis van sultan Murad III, werd hij gearresteerd en ter dood veroordeeld. Hij werd met metalen haken aan één hand en één voet opgehangen boven een vuur. Drie dagen lang hing hij zo. Hij stierf echter niet. Volgens een overlevering zou hij door engelen zijn gered.

Terug in Italië

Hoe hij Constantinopel wist te ontkomen is onbekend. Terug in Italië kreeg hij de opdracht om in zijn geboortestreek te prediken. In voorbereiding op het jubeljaar 1600 vastte hij een jaar lang om aan de voorwaarden te voldoen voor de volle aflaat die aan het Jubeljaar verbonden was. In de Vastentijd van 1601 en 1609 preekte hij in Otricoli, een stadje waar veel pelgrims op doorreis naar Rome kwamen. Jozef ontfermde zich over de armen onder hen, door hun voedsel te verschaffen, hun kleren te wassen en hun haar te knippen. Hij zou er ook een aantal wonderen hebben verricht. In Todi bewerkte hij een stuk land tot een moestuin, waarvan hij de gewassen bestemde voor de armen.

Overlijden

Pater Jozef van Leonessa stierf na een pijnlijk ziekbed op 4 februari 1612 in het stadje Amatrice (in de huidige Italiaanse provincie Rieti). In 1639 werd zijn lichaam overgebracht naar zijn geboorteplaats Leonessa, waar hij in een kerk werd begraven die later zijn naam zou krijgen.



Heiligverklaard

Jozef van Leonessa werd op 22 juni 1737 door paus Clemens XII zaligverklaard en op 29 juni 1746 door paus Benedictus XIV heiligverklaard. Door paus Pius XII werd hij op 12 januari 1952 uitgeroepen tot Patroon van de Missie in Turkije.

Gedachtenis

Op de kalender van het Romeins Martyrologium staat zijn gedachtenis op 4 februari. Deze dag is een verplichte liturgische gedachtenis bij de Kapucijnen, de Conventuelen en de Kapucinessen.