In de Katholieke Kerk is een Jubeljaar of Heilig Jaar een bijzondere periode die door een paus wordt afgekondigd om de gelovigen extra te laten profiteren van de geestelijke schatten van de Kerk van Christus. Centraal staat de verzoening tussen mensen onderling en van de mens met God. Centrum van een Heilig Jaar is Rome. Bij aanvang van een jubeljaar worden de dichtgemetselde ‘heilige deuren’ van de Romeinse grootbasilieken plechtig geopend. Uit heel de wereld pelgrimeren de gelovigen naar de Eeuwige Stad om er de graven van de apostelen te bezoeken. De paus verleent bij gelegenheid van een jubeljaar een bijzondere aflaat.
Het katholieke gebruik om jubeljaren af te kondigen is overgenomen uit het Oude Testament. De Israëlieten vierden om de vijftig jaar een jubeljaar. Daarbij kregen families die hun eigendommen hadden verloren of hun persoonlijke vrijheid, een nieuwe kans. Doel was om de gelijkheid tussen alle kinderen van Israël te herstellen. De bescherming van de zwakken gold daarbij als voorwaarde van gerechtigheid en maatschappelijke vrede.
Sabbatjaren
Het jubeljaar was volgens de Wet van Mozes de afsluiting van een reeks van zeven sabbatjaren. Zoals de sabbat de laatste dag is van de zevendaagse week waarop mensen dienen te rusten, zo is het sabbatjaar het zevende jaar waarin het land rust moet worden gegund. “Na verloop van zeven sabbatjaren, zeven keer zeven jaar, tezamen negenenveertig jaar, moet u op de dag van verzoening, de tiende dag van de zevende maand, de bazuin luid laten klinken. In heel uw land moet u de bazuin laten schallen.” (Lev. 25, 8.9) Ook in het jubeljaar mocht niet gezaaid en geoogst worden. “Alleen wat het land uit zichzelf voortbrengt, mag u eten. In het jubeljaar zal iedereen in zijn vroeger bezit worden hersteld.” (Lev. 12,13).
Yobhel
Het Hebreeuwse woord yobhel, waar ‘jubel’ vandaan komt, zou verwijzen naar een blaasinstrument, mogelijk een ramshoorn. Dit verwijst naar de klanken van bazuinen waarmee een Israëlistisch jubeljaar begon. Yobhel werd vergriekst tot iobelos en iabelaios, waarvan het Latijnse iubilaeus is afgeleid; daarvandaan komen de Nederlandse woorden ‘jubelen’ en ‘jubileum’.
Eerste Heilig Jaar
Het eerste katholieke jubeljaar vond plaats in 1300 en was afgekondigd door paus Bonifacius VIII in zijn bul Antiquorum habet fida relatio. De reden voor de instelling van een Heilig Jaar was de grote hoeveelheid ellende die de christenheid te verduren had, zoals oorlogen en de pestepidemie. Velen verlangden naar goddelijke vertroosting en Bonifacius speelde daarop in. Hij riep de christenen op massaal naar Rome te pelgrimeren, waar zij na het bidden bij de graven van de apostelen de pauselijke zegen in ontvangst konden nemen. Bonifacius wilde dat er voortaan om de eeuw een jubeljaar zou worden gevierd.
Avignon
In 1305 werd de Heilige Stoel naar Avignon in Frankrijk verplaatst, waar hij tot 1377 zou blijven. Vanwege deze misstand groeide het verlangen naar een vervroegd jubeljaar. Clemens VI stemde ermee in dat er in 1350 een Heilig Jaar zou worden gehouden. Hij decreteerde dat er voortaan om de vijftig jaar een jubeljaar zou moeten worden gehouden, daarbij teruggrijpend op de Israëlitische traditie. De in Avignon residerende paus bepaalde ook dat de pelgrims om in aanmerking te komen voor een jubeljaaraflaat niet alleen de basilieken boven de graven van Petrus en Paulus moesten bezoeken, maar ook de Sint-Jan van Lateranen, de kathedraal van Rome.
Cyclus verkort
Paus Urbanus VI verkortte de periode tussen de jubeljaren. Niet om de vijftig jaar maar om de drieëndertig, naar de leeftijd van Jezus toen Hij stierf. Toen Urbanus stierf opende zijn opvolger, Bonifacius IX, het nieuwe Heilig Jaar niet eind 1382, maar op kerstavond 1390. Vanwege het groot aantal pelgrims uit heel Europa, kondigde hij voor 1400 weer een jubeljaar af. Ook dit keer kwamen de gelovigen massaal naar Rome, ondanks een pestepidemie. Misverstanden over de betekenis van de aflaat en corruptie veroorzaakten kerkelijke wantoestanden, die uiteindelijk zouden leiden tot de Reformatie.
Om de 25 jaar
Paus Martinus V wilde niet wachten tot 1433 en proclameerde het Heilig Jaar 1425. Dit jubeljaar kende twee noviteiten: de uitgave van een speciale jubeljaarmedaille en de opening van een Heilige Deur in de Sint-Janskathedraal. Paus Nicolaas V riep 1450 uit tot Heilig Jaar. In 1470 decreteerde paus Paulus II dat er om de vijfentwintig jaar een jubeljaar moest worden gevierd. Paus Sixtus IV hield zich daaraan en riep 1475 uit tot Heilig Jaar. Hij was vastbesloten om Rome voor die gelegenheid meer luister te geven. Daarom besloot hij onder meer tot de bouw van een kapel en een brug over de Tiber, die beide zijn naam zouden dragen: Sixtijnse Kapel en de Ponte Sisto. Vermaarde kunstenaars als Verroccio, Signiorelli, Ghirlandaio, Botticelli, Perugino, Pinturicchio en Melozzo da Forli kregen opdrachten om in kerken en paleizen schilderingen aan te brengen.
Andere 'heilige deuren'
Het volgende Heilig Jaar was 1500. Paus Alexander VI kondigde aan dat aan het begin daarvan de Heilige Deuren van de vier grootbasilieken van Rome tegelijkertijd geopend moesten worden. Hijzelf zou op kerstavond 1499 de Heilige Deur in de Sint-Pieter plechtig openen.
Reformatie
Het negende jubeljaar ging van start met de opening van de Heilige Deuren op kerstavond 1524 tijdens het pontificaat van paus Clemens VII. De Kerk van Rome was moreel al behoorlijk in verval geraakt; de Reformatie zou spoedig de christenheid van het Westen in tweeën scheuren. Het volgende jubeljaar, 1550, was geproclameerd door paus Paulus II, maar het was zijn opvolger Julius III die het opende. Wederom werd Rome overspoeld met pelgrims uit heel Europa. De heilige priester Filippo Neri zag het als zijn opdracht om met zijn broederschap de pelgrims op te vangen en te verzorgen. Het Heilig Jaar 1575 onder paus Gregorius XIII trok ongeveer 300.000 mensen naar Rome.
Opvang van pelgrims
Paus Innocentius X, die het Heilig Jaar 1700 afkondigde, gaf de opdracht voor de bouw van het Ospizio di San Michele a Ripa Grande in Trastevere voor de opvang van pelgrims, zieken, wezen en armen. Daarna werden er soortgelijke instanties in het leven geroepen, zodat de pelgrims voor het Jubeljaar 1725 ervan konden profiteren.
In het Heilig Jaar 1750 kwamen veel pelgrims luisteren naar de preken van de heilige Leonardo da Porto Maurizio. Het was zijn idee om in het Colosseum de veertien staties van de Kruisweg op te stellen, zodat de gelovigen zich op de plek waar in de Oudheid zoveel christenen waren gestorven, konden verenigen met het lijden van Christus.
Napoleon
De heerschappij van Napoleon verhinderde paus Pius VII dat hij 1800 kon uitroepen tot jubeljaar. Een kwart eeuw later werd de cyclus van vijfentwintig door paus Leo XII weer hervat. Aangezien Sint-Paulus buiten de Muren in de zomer van 1823 was afgebrand en opnieuw moest worden opgebouwd, werd het verplichte bezoek aan deze grootbasiliek boven het graf van de apostel Paulus vervangen door een pelgrimage naar de Santa Maria in Trastevere.
Pius IX
Het jubeljaar 1850 kon niet doorgaan omdat op 9 februari 1849 de Republiek Rome was uitgeroepen door revolutionairen. Rome werd bestuurd door een triumviraat. Paus Pius IX, de monarch van de Kerkelijke Staat, werd verbannen. Koning Ferdinand II der Beide Siciliën bood hem asiel in Gaeta, een kuststad in Lazio. Franse en Spaanse troepen marcheerden op verzoek van de paus naar Rome om de stad te ontzetten. Rome werd daarbij verdedigd door troepen onder leiding van de nationalistische voorman Giuseppe Garibaldi. Op 3 juli nam het Franse keizerlijke leger de stad in en herstelde de wereldlijke macht van de paus. Pius IX weigerde meteen naar Rome terug te keren, omdat hij geen marionet van de Fransen wilde worden, die hij beschouwde als verdedigers van het vrijzinnige verlichtingsdenken. Na een reeks onderhandelingen keerde hij in april 1850 terug. In september 1870 veroverden Italiaanse troepen Rome en de paus vluchtte naar het Vaticaan. In 1871 werd Rome uitgeroepen tot hoofdstad van het Koninkrijk Italië. Niettemin riep Pius IX 1875 uit tot jubeljaar. Bij de opening daarvan werd het ritueel van de ontgrendeling van de Heilige Deur achterwege gelaten. Wederom stroomden de pelgrims toe, dit keer naar een Rome waar de paus niet meer als vorst regeerde. Velen wilden met hun bedevaart ook Pius IX, ‘de gevangene van het Vaticaan’, een hart onder de riem steken.
20ste eeuw
Het eerste jubeljaar van de twintigste eeuw was 1900 onder paus Leo XIII, die toen 90 jaar oud was. Vijfentwintig jaar later stelde Pius XI het Heilig Jaar in het teken van de katholieke missies. Om een aflaat te verwerven moesten de gelovigen ook bidden voor de intenties van de paus en voor vrede onder de volkeren. Pius XI besloot 1933 uit te roepen als het jubeljaar bij gelegenheid van negen eeuwen verlossing door Christus. Daarbij werd aangenomen dat het nulpunt van de westerse jaartelling inderdaad de geboorte van Christus was; aangezien Jezus volgens de overlevering 33 jaar oud was toen Hij aan het kruis stierf, was er dus volgens deze rituele berekening 900 jaar verstreken.
Pius XII
Na de Tweede Wereldoorlog riep Pius XII 1950 uit tot Heilig Jaar. De paus formuleerde verscheidene doelen van dit jubeljaar: de heiliging van de zielen door gebed, boete en een rotsvast geloof in Christus en zijn Kerk; wereldvrede en de bescherming van alle heiligdommen van de christenheid; de verdediging van de Kerk tegen de voortdurende aanvallen van haar vijanden; de bekering van de dwalenden en de ongelovigen; de bevordering van sociale gerechtigheid; hulp aan de armen en de behoeftigen. Op 1 november van dit jubeljaar kondigde Pius XII ex cathedrahet dogma van Maria Tenhemelopneming af.
Bijzonder heilig jaar
Het eerste Heilig Jaar na het Tweede Vaticaans Concilie was 1966. Het Jubeljaar 1983 stond geheel in het teken van de 1950ste verjaardag van de Verlossing door de dood en de verrijzenis door Christus.
Groot Jubeljaar 2000
Op 10 november 1994 bracht Johannes Paulus II de apostolische brief Tertio Millennio advenienteuit. Daarin schreef de paus over de nodige voorbereidingen op het Jubeljaar 2000. Johannes Paulus zei dat dit Heilig Jaar de viering was van de ‘verlossende Incarnatie van de Zoon van God’, twee millennia geleden. Om het feest extra luister bij te zetten gaf hij opdracht tot een grondige opknapbeurt van de grootbasilieken. Johannes Paulus II bepaalde dat de jubelaflaat niet alleen verdiend kon worden door een bezoek aan de Romeinse grootbasilieken, maar ook aan diverse andere heiligdommen in Rome, zoals de catacomben, en aan de Heilige Plaatsen in Jerusalem, Bethlehem en Nazareth. Daarbij moest de pelgrim wel deelnemen aan een religieuze viering of minstens een half uur besteden aan eucharistische aanbidding. Opmerkelijk was dat hij het jubeljaar uitbreidde naar alle bisdommen van de wereld. Pelgrims konden dus de bijzonder aflaat ook verdienen door een bezoek aan de plaatselijke kathedralen of officiële heiligdommen. De plechtige opening van de Heilige Deur van de Sint-Pieter vond traditiegetrouw plaats op Kerstavond (1999). Hoogtepunten van het Jubeljaar 2000 waren de oecumenische viering in de Sint-Paulus buiten de Muren op 18 januari, waarbij de Heilige Deur aldaar op die dag werd geopend door zowel de paus als de vertegenwoordiger van de patriarch van Constantinopel als de anglicaanse aartsbisschop van Canterbury; het gebed om vergeving voor zonden die werden begaan door leden van de Kerk, zoals ketterverbranding, antisemitisme, vertrapping van andere culturen en religies, discriminatie van vrouwen en seksueel misbruik; de pelgrimage van de paus naar het Heilig Land; de Wereldjongerendagen in Rome; en de plechtige afsluiting op 6 januari 2001.
Paus Franciscus kondigde op 13 maart 2015 aan dat hij voornemens was een ‘Buitengewoon Heilig Jaar’ te proclameren. Dit “Jubeljaar van Barmhartigheid” duurde van 8 december 2015 (hoogfeest Onbevlekte Ontvangenis) tot 20 november 2016 (hoogfeest Christus Koning en 50ste verjaardag van de afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie).
Het Heilige Jaar 2025 is een gewoon jubeljaar. Het heeft als thema 'Pelgrims van hoop'. Het wordt geopend op kerstavond 2024.
Lijst van jubeljaren
- 1300: Bonifacius VIII
- 1350: Clemens VI
- 1390: Bonifacius IX, afgekondigd door Urbanus VI
- 1400: Bonifacius IX
- 1423: Martinus V
- 1450: Nicolaas V
- 1475: Sixtus IV, afgekondigd door Paulus II
- 1500: Alexander VI
- 1525: Clemens VII
- 1550: Julius III, afgekondigd door Paulus III
- 1575: Gregorius XIII
- 1600: Clemens VIII
- 1625: Urbanus VIII
- 1650: Innocentius X
- 1675: Clemens X
- 1700: geopend door Innocentius XII, afgesloten door Clemens XI
- 1725: Benedictus XIII
- 1750: Benedictus XIV
- 1775: Pius VI, uitgeroepen door Clemens XIV
- 1825: Leo XII
- 1875: Pius IX
- 1900: Leo XIII
- 1925: Pius XI
- 1933: Pius XI
- 1950: Pius XII
- 1966: Paulus VI
- 1975: Paulus VI
- 1983: Johannes Paulus II
- 2000: Johannes Paulus II
- 2016: Franciscus
- 2025: Franciscus