Johannesbrieven

De drie brieven van Johannes (1, 2 en 3 Johannes) zijn ontstaan in de johanneïsche gemeenschap; ze handelen over de in die gemeenschap woedende strijd over de juiste interpretatie van de gemeenschappelijke traditie.

'Oudste'

De drie brieven van Johannes (1, 2 en 3 Johannes) vormen door hun onderlinge verwantschap naar taal, stijl en theologische thematiek binnen de Katholieke Brieven van het Nieuwe Testament een aparte groep. Ze zijn vermoedelijk afkomstig van eenzelfde auteur, die vertrouwd als hij blijkt te zijn met het johanneïsche denken en spreken, binnen de johanneïsche theologische school gezocht moet worden. In 2 en 3 Johannes draagt de auteur van de Johannesbrieven de naam van 'oudste'.

Evangelie van Johannes

Aangezien de brieven in het gebruik van bepaalde begrippen afwijken van het Johannesevangelie, neemt men aan dat de schrijver ervan een ander is dan de auteur van dit evangelie, en dat de brieven later dan het evangelie zijn ontstaan. Aangenomen wordt dat de brieven zijn gecomponeerd in Klein-Azië (Efeze), hoogstwaarschijnlijk aan het begin van de tweede eeuw.

Andersdenkenden

Op het moment dat de brieven geschreven worden is binnen de johanneïsche gemeenschap strijd ontstaan over de juiste interpretatie van de gemeenschappelijke traditie. Er is zelfs sprake van een Schisma, want een andersdenkende groep heeft zich reeds afgescheiden (1 Johannes 2, 18v). De afgescheiden groep wordt de 'antichrist', 'de leugenaar' genoemd (1 Joh. 2, 18.22; 4, 1-3).

Dwaling

De eerste brief wil lezers behoeden voor een opvallende dwaling van de andersdenkenden: zij waarderen Jezus zo zeer als hemelse Zoon van God, dat het aardse mens-zijn van Jezus uit het zicht verdwijnt. Daardoor verliest het offer dat Jezus door zijn lijden en sterven heeft gebracht aan betekenis. (1 Joh. 4, 2v; 5, 6)

Eerste brief: aansluiting zoeken bij de authentieke boodschap

Tegen de scheiding van de hemelse en de aardse Jezus neemt de schrijver van de eerste Johannesbrief vanaf het begin (1 Joh. 1, 1-4) krachtig stelling. Hij legt alle nadruk op het aardse, vleesgeworden Woord. Daartoe voert hij de zintuiglijke ervaring (het horen, zien en aanraken) van de oorspronkelijke getuigen aan. De oorspronkelijke getijgen zijn de 'wij' in de brief, die door hun Verkondiging gemeenschap stichten met de Zoon en zo met de Vader (1 Joh. 1, 1-4). Wie zich buiten hun verkondiging plaatst, maakt zich los van de Zoon en heeft het leven niet (1 Joh. 5, 12). De schrijver vereenzelvigt zich met de oorspronkelijke getuigen, en wordt zo een hoeder van hun authentieke boodschap.

Tweede brief: dreiging van buitenaf

De tweede brief van Johannes is evenals de derde naar de vorm een echte brief, met het formaat van ongeveer een papyrusblad, met afzender, geadresseerde en vredeswens aan het begin en groeten ter afsluiting; elementen die in de eerste Johannesbrief opvallend ontbreken. De schrijver noemt zich 'oudste'. Dat is hier waarschijnlijk geen ambtelijke term maar een eretitel, gegeven aan een binnen de gemeente gezagvolle, vooraanstaande vertegenwoordiger van de johanneïsche traditie, misschien vanwege zijn band met de 'geliefde leerling', de geestelijke vader van het vierde evangelie. De aangeschrevenen vormen een elders gevestigde johanneïsche gemeente ('vrouw'). De bedriegers van wie sprake is in vers 7, zijn degenen die zich van de gemeente hebben afgescheiden en zich intussen hebben verspreid. Hun dreiging komt niet meer van binnenuit maar van buitenaf (vers 10). Dit schrijven moet daarom wat later gedateerd worden dan 1 Johannes.

Derde brief: verstoorde betrekkingen

Blijkens de derde brief van Johannes, het tweede ons bekende schrijven van de 'oudste', zijn de verhoudingen tussen de johanneïsche gemeenten verstoord. Maatregelen om de dwaalleraren buiten de deur te houden, blokkeren de wederzijdse betrekkingen. In de tweede brief werd de gemeente al opgedragen om geen toegang te verschaffen aan rondtrekkende predikers van verdachte zijde (2 Johannes 10v). Nu, in de derde brief, lezen we dat Diotrefes, een leidende figuur in deze of een andere johanneïsche gemeente, weigert om de 'broeders' (3 Johannes 3.5-8) op te nemen. Met de 'broeders' zijn rondtrekkende predikers (vers 7) bedoeld, lieden die zich met een aanbevelend schrijven van de 'oudste' melden. (vers 9v).

Diotrefes, Gajus en Demetrius

Op straffe van excommunicatie verbiedt Diotrefes zijn gemeente om de rondtrekkende predikers gastvrijheid te verlenen. Het blijft onduidelijk of deze maatregel voortkomt uit de zorg elke mogelijkheid uit te sluiten dat valse leraren binnendringen, of dat hij zich schaart aan de zijde van de tegenstanders van de 'oudste'. Hoe dan ook, het is begrijpelijk dat de schrijver van de brief Gajus aanspoort om zijn gebruikelijke gastvrijheid in die gemeente te blijven bieden (vers 5) en zo te tonen 'uit God te zijn' (vers 11). Aan het slot wordt nog Demetrius aanbevolen. Hij geeft er kennelijk door woord en daad blijk van in de waarheid te leven (vgl. vers 3v). Waarschijnlijk is Demetrius een rondtrekkend prediker, en degene die de derde brief bezorgen moet (vers 12).



Bovenstaande tekst werd welwillend voor online publicatie ter beschikking gesteld door de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch. De tekst is ontleend aan de 'Inleiding op de eerste brief van Johannes', de 'Inleiding op de tweede brief van Johannes' en de 'Inleiding op de derde brief van Johannes', opgenomen in de Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995. De redactie van rkk.nl bewerkte de tekst voor internet.