Sint-Juliana van Cornillon (1192-1258) was priorin van een augustijns klooster bij Luik. Zij ijverde voor de aanbidding van de Hostie en de instelling van een nieuw kerkelijk feest: Corpus Christi.
Juliana werd in 1192 geboren in Retinne bij Luik in een welvarend gezin. Op vijfjarige leeftijd werd zij wees. Haar zus Agnes en zij kwamen onder de hoede van een non die werkte op de boerderij van het pas gestichte augustijnse klooster op de Mont Cornillon.
Het kloosterleven oefende een grote aantrekkingskracht op Juliana uit, vooral de kapel met daarin het tabernakel waar de geconsacreerde hosties werden bewaard. Op haar zestiende trad ze in en werd ze augustines. Juliana raakte er vertrouwd met de werken van Sint-Augustinus van Hippo en van Sint-Bernardus van Clairvaux.
De centrale gebeurtenis in haar leven was een visioen dat zich voor het eerst voordeed in het jaar 1209 en dat later meerdere keren werd herhaald. In gebed verzonken zag ze de maanschijf met een kleine zwarte vlek erop. Dat is een zeldzaam fenomeen aan het firmament: de planeet Venus beweegt zich als een donkere vlek voor de zon. Overigens zal dit verschijnsel, Venus transit(‘Venusovergang’) geheten, pas in 2117 weer te zien zijn.
Na discussies met theologen interpreteerde Juliana haar visioen uiteindelijk als een instructie van Christus: de maan staat voor het kerkelijk jaar, maar de zwarte ronde plek voor de afwezigheid van een feest om de heilige Hostie te aanbidden. Decennia lang hield Juliana deze interpretatie voor zichzelf.
In 1230 werd ze tot priorin van haar klooster gekozen. Het was eigenlijk een dubbelklooster: een afdeling voor mannen en een afdeling voor vrouwen. Het kloostercomplex van Cornillon bestond uit vier hoofdgebouwen: de leprozerie waar mannelijke melaatsen werden verzorgd, het huis waar de ziekenbroeders woonden, de leprozerie voor vrouwelijke melaatsen en het zusterhuis.
Eenmaal priorin begon ze te ijveren voor de aanbidding van de Hostie buiten de Heilige Mis. Daarmee oogstte ze in eigen kring spot en tegenspraak. Dat weerhield haar er niet van kerkleiders en theologen, onder wie de dominicaan Hugo van Saint-Cher, aan te schrijven en hen op te roepen te ijveren voor de instelling van het sacramentsfeest.
Het verzet waarop ze in haar eigen communiteit stuitte, leidde mede door toedoen van de augustijnse overste Roger tot haar verbanning uit het klooster. Toch weten we niet zeker of haar verstoting werd veroorzaakt door haar vermeende fanatisme waarmee ze de eucharistische aanbidding promootte, door haar strenge leiderschapsstijl of door de verdorvenheid van Roger.
Met enkele getrouwen begon Juliana een zwervend bestaan te leiden. Dankzij Robert de Thorate, die prins-bisschop van Luik was, werd ze echter in het Cornillon-klooster gerehabiliteerd. Monseigneur Robert, die geloof hechtte aan de authenticiteit van Juliana’s missie, stelde in 1246 in zijn eigen diocees het feest van Corpus Christi in. Daar werd Sacramentsdag gevierd op de tweede donderdag na Pinksteren.
Na de dood van haar protector, prins-bisschop Robert, maakte dezelfde Roger Juliana vanaf 1247 het leven weer zuur en zorgde ervoor dat ze opnieuw werd verjaagd. Juliana zocht daarop toevlucht in Namen en kwam uiteindelijk in Fosses terecht, waar ze als kluizenares leefde. Op 5 april 1258 overleed ze in Fosses, het huidige Fosses-la-Ville in Wallonië. Op haar eigen verzoek werd ze in de cisterciënzer abdij van Villiers begraven.
Drie jaar na Juliana’s dood werd Jacques Pantaléon, die aartsdiaken in Luik geweest was, bisschop van Rome. Hij, die de naam Urbanus IV aannam, was haar geestelijk leidsman geweest en dus goed op de hoogte van haar devotie tot de Hostie. Paus Urbanus IV besloot in 1264, geheel in overeenstemming met Juliana’s verlangen, het feest van het Lichaam en Bloed des Heren(Sacramentsdag) voor de gehele Latijnse Kerk in te stellen.
Na Juliana’s overlijden werden er bij de kerkelijke autoriteiten een aantal wonderen gemeld die met haar verering zouden samenhangen. In 1869 ratificeerde paus Pius IX haar cultus en canoniseerde haar. Haar feestdag wordt in België jaarlijks op 6 april gevierd en in het bisdom Luik ook nog op 7 augustus.
In de iconografie draagt Sint-Juliana het augustinessentenue en houdt ze een monstrans met een hostie erin vast en soms ook een staf.