Toetreding tot de rooms-katholieke gemeenschap, officieel bekrachtigd door de sacramenten van het doopsel en het vormsel, en het ontvangen van de eerste communie.

'Nieuwe katholieken'
Ieder jaar kiezen in Nederland zo'n acht- tot negenhonderd volwassenen ervoor om katholiek te worden. Ruim een derde van deze zogenaamde 'nieuwe katholieken' heeft een protestantse achtergrond.

Bekeerlingen
In de media wordt de laatste jaren veel aandacht geschonken aan de 'nieuwe katholieken'. Daarbij vermijden redacties in de regel stelselmatig het woord 'bekeerling'. Vroeger was het zeer gebruikelijk om iemand die tot de Katholieke Kerk was overgegaan met dit woord aan te duiden. In oudere berichten uit de media, maar vooral ook in allerhande kerkelijke teksten, ook de hedendaagse, kan het woord 'bekeerling' nog volop worden aangetroffen. Dat geldt ook voor 'bekering', een term die in het hart van de katholieke theologie staat.

Oproep tot bekering
Jezus Christus plaatst iedere mens voor een zeer radicale, existentiële keuze. Christus brengt de Blijde Boodschap van het Rijk Gods, en het is aan iedere individuele mens om die boodschap aan te nemen of te verwerpen. Christus roept op tot bekering: hij vraagt de mens om zich vrij te maken van alle zonden, preoccupaties en beslommeringen die de weg tot het Rijk Gods versperren. In Zijn eigen woorden: "De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap." (Mc. 1, 15).

Ook bekering van de Kerk
De Kerk heeft steeds geleerd, dat bekering niet eens en voor altijd gegeven kan zijn, maar steeds opnieuw moet worden beleefd en nagestreefd. Ook de gelovige christen raakt immers steeds opnieuw verstrikt in allerlei aardse beslommeringen die hem het zicht op het Rijk Gods ontnemen. Het ergste is misschien het zelfbedrog waaraan juist een gelovige ten prooi kan vallen, namelijk de illusie dat een mens die de kerkelijke voorschriften scrupuleus onderhoudt, zich niet langer met geheel zijn hart, geheel zijn ziel en geheel zijn verstand zou behoeven in te spannen voor het Rijk Gods. De Kerk wil zich voortdurend tot Christus bekeren. Zij ziet daartoe een uitgelezen kans in de zogenaamde doopcatechese.

Doopvoorbereiding
Aan de overgang naar de Katholieke Kerk gaat voor de nieuwe gelovigen vaak een periode van bezinning en twijfel vooraf. Doorgaans wordt die periode gevolgd door een soort kennismakingscursus, de doopcatechese. De persoon die te kennen heeft gegeven dat hij tot de Kerk wil overgaan wordt in de doopcatechese 'geloofsleerling' genoemd.

Doopcatechese
Doopcatechese wordt in de regel aangeboden door de parochie waartoe een geloofsleerling zal gaan behoren. Voor de plaatselijke geloofsgemeenschap is het verzorgen van de doopcatechese een kans op hernieuwde bekering. De doopcatechese is namelijk zo vormgegeven dat de gehele geloofsgemeenschap samen met de geloofsleerling op weg wordt gezet. Gaandeweg bekeren de geloofsleerling en de kerk zich opnieuw, herleven zij Pasen en geven zij opnieuw gehoor aan de boodschap van Christus.

Individuele levensweg uitgangspunt
Uitgangspunt van de doopcatechese is steeds de individuele levensweg van iedere geloofsleerling. Die levensweg wordt in het perspectief van de Schrift, de kerkelijke Traditie en de geloofsgemeenschap geplaatst, en wel op zo'n manier dat zowel de leerling als de gemeenschap tot verdieping worden uitgenodigd.

STRUCTUUR DOOPCATECHESE:

De structuur van de doopcatechese is onderverdeeld in vier perioden van onderzoek en rijping (I t/m IV) afgewisseld met drie trappen van voortgang (A, B, C). Deze onderverdeling bestaat in grote lijnen al sinds de eerste eeuwen van de Kerk.

I. Precatechumenaat
De eerste periode is die van het precatechumenaat. In deze periode gaan de kandidaten bij zichzelf, bij elkaar en bij de Schrift te rade. Ze vertellen van hun leven en horen over het leven van anderen. Zij onderzoeken gezamenlijk wat de bekering inhoudt en of zij zich echt willen bekeren. In deze periode groeien de verschillende kandidaten samen tot een kring van leerlingen. Het is overigens heel goed denkbaar dat ook gedoopten deelnemen aan deze kring. Het precatechumenaat wordt besloten met de viering van de opname onder de geloofsleerlingen.

A. Opname onder de geloofsleerlingen
De viering van de opname onder de geloofsleerlingen vormt de eerste trap in de voorbereiding van de christelijke initiatie. In deze viering ontvangt de plaatselijke geloofsgemeenschap de kandidaten, leidt zij hen binnen in het kerkgebouw, laat zij hen toe tot de dienst van het woord en reikt zij hen het evangelie (en eventueel een kruis) aan. Nadat er gebeden is voor de kandidaten viert de gemeenschap de Eucharistie.

II. Catechumenaat
Op de viering van de opname van de geloofsleerlingen volgt het catechumenaat. De term is te herleiden op het Griekse katèchoumenos, dat 'onderrichte' betekent. Het catechumenaat is de periode waarin de keuze van de geloofsleerling door 'onderrichting' tot rijping komt. Ook hier is het uitgangspunt de eigen levensgeschiedenis van elk van de leerlingen. Elkeen wordt uitgenodigd zich te spiegelen in het Geloof, in de Schrift, in de gemeenschap en in de kring van leerlingen. Het catechumenaat heeft vier wegen: de weg van de catechese, de oefening van een christelijk leven, de weg van de liturgie, en de apostolische getuigenis in woord en daad. Het catechumenaat kan zich uitstrekken over verscheidene jaren; in vroeger eeuwen was dit gebruikelijk, nu komt het nog zelden voor. Afgesloten wordt het catechumenaat met de viering van de uitverkiezing tot het doopsel.

B. Uitverkiezing tot het doopsel
De uitverkiezing tot het Doopsel vormt de tweede trap in de voorbereiding op de christelijke initiatie. Deze uitverkiezing vormt het keerpunt binnen de catechese en vindt bij voorkeur plaats tijdens de eucharistieviering van de eerste zondag van de Veertigdagentijd, na de preek. In landen als de Verenigde Staten en Duitsland is het tegenwoordig gebruik dat een bisschop alle doopkandidaten in zijn bisdom voor een toelatingsplechtigheid verzamelt. Deze plechtigheid vindt dan plaats in de kathedraal, tijdens een gebedsviering in de namiddag van de eerste zondag van de veertigdagentijd. Met de uitverkiezing wordt de periode van zuivering en verlichting ingeluid.

III. Zuivering en verlichting
De periode van zuivering en verlichting valt volgens de traditie samen met de veertigdagentijd. Dan bereiden de uitverkorenen zich samen met de gemeenschap intensief voor op de viering van de sacramenten tijdens het paasfeest. Tijdens deze periode vinden de riten van onderzoek en overdracht plaats. De riten van onderzoek vinden plaats tijdens de eucharistievieringen van de derde, vierde en vijfde zondag van de veertigdagentijd, na de preek. Zij hebben tot doel de uitverkorenen, en met hen de gehele gemeenschap, binnen te leiden in het mysterie van Christus die ons bevrijdt van de zonde, en zij besluiten dan ook steeds met een Exorcisme. Door middel van de riten van overdracht vertrouwt de Kerk aan de uitverkorenen de Geloofsbelijdenis en het Onze Vader toe: teksten die van oudsher worden beschouwd als kristallisaties van haar Geloof respectievelijk haar Gebed. De overdracht van de geloofsbelijdenis vindt plaats in de derde week van de vastentijd (na het eerste onderzoek), de overdracht van het Onze Vader in de vijfde week (na het derde onderzoek). Op Paaszaterdag kunnen dan nog de laatste voorbereidende riten plaatsvinden: de geloofsleerling geeft de geloofsbelijdenis terug door haar uit te spreken, evenzo het Onze Vader, waarna in de zogenaamde 'effeta'-ritus oren en mond worden geopend, en de geloofsleerling met olie gezalfd wordt. Als deze laatste voorbereiding ten einde is staan de leerlingen voor de derde trap van voortgang: de viering van de Sacramenten tijdens de Paaswake.

C. Viering van de sacramenten tijdens de paaswake
Na de afroeping van Gods Geest over het water en na de afzwering van het kwaad en belijdenis van het geloof, worden de uitverkorenen achtereenvolgens gedoopt (waarbij de zalving met chrisma vervalt), gevormd (inclusief zalving) en uitgenodigd tot de viering van de eucharistie. De pasgedoopten zijn genodigd om met hun ouders, Peetouders en katechisten te communiceren onder twee gedaanten.

IV. Inleiding in het mysterie (mystagogie)
Na de sacramenten in de paaswake ontvangen te hebben volgt de vierde en laatste periode, die van de zogenoemde mystagogie. De term komt uit het Grieks en in een samentrekking van de woorden voor inleiden (agogein) en mysterie (musterion); 'mystagogie' is dus 'inleiding in het mysterie'. In de periode van de mystagogie, die de gehele paastijd duurt, nemen de pasgedoopten de tijd om te genieten, om zich thuis te voelen in de Kerk, om de gemeenschap te ervaren en om de werking van de sacramenten te beleven en dieper te leren verstaan.

Adolescenten
Als adolescenten, althans zij die de basisschool hebben verlaten, te kennen geven zich te willen bekeren, laat de Kerk hen doorgaans meelopen met de doopcatechese voor volwassenen, zoals die hierboven beschreven is. Anders ligt het als kinderen in de basisschool-leeftijd een doopwens te kennen geven.

Doopwens bij kinderen
Als kinderen zich op de basisschool voorbereiden op de Eerste Communie of Vormsel kan het gebeuren dat niet-gedoopte kinderen om het doopsel vragen. Zij kunnen een doopwens hebben uit eigen vrije wil, omdat hun ouders of verzorgers hierop aandringen of omdat hun klasgenoten hen hiertoe brengen. De Kerk meent dat deze kinderen zelf in staat zijn voor het geloof te kiezen en er verantwoording voor te dragen.

Doopcatechese voor kinderen
Kinderen met een doopwens kunnen, hoewel ze in staat zelf voor het geloof te kiezen, toch niet behandeld worden als volwassenen. Daarom is het belangrijk om na het vernemen van de doopwens in een aangepaste doopcatechese grondg te onderzoeken of zowel de kinderen zelf als ook hun ouders of verzorgers volledig achter de vraag staan om te worden gedoopt. Vervolgens is het zaak om er in de catechese rekening mee te houden dat de kinderen deel uitmaken van een vriendenkring en van een gezin, waarvan zij afhankelijk zijn en waaraan zij een voorbeeld nemen.

De tekst na het kopje 'Structuur van de doopcatechese' is goeddeels overgenomen uit de 'Pastoralia' van de Nationale Raad voor Liturgie.