Sint-Kleopas was volgens het Lucasevangelie een aanhanger van Jezus van Nazareth. In het verhaal van de Emmaüsgangers verschijnt de verrezen Christus aan hem en een andere discipel.
Kleopas (Grieks: Κλεοπας; Latijn: Cleophas) was volgens Lucas 24,13-36 samen met een andere discipel op die eerste dag van de joodse week na Jezus’ kruisging op weg naar een dorp, genaamd Emmaüs (Grieks: Εμμαους, Emmaous). Volgens een oosterse overleving was de anonieme discipel niemand minder dan Sint-Lucas de Evangelist.
Over Kleopas’ leven is weinig bekend. In de eerste eeuwen van het christendom is hij vereenzelvigd met twee andere figuren. De eerste is Klopas. In het Johannes-evangelie (vers 19,25) staat dat hij de zoon was van een van de Maria’s die bij het kruis van Golgotha stonden. Ook zou hij dezelfde zijn als Alfeüs, die de broer zou zijn van Jozef, de man van Jezus’ moeder Maria. Mogelijk waren Klopas en Alfeüs ook één en dezelfde persoon.
Sint-Hieronymus (4de eeuw) beweert dat Kleopas de marteldood was gestorven en dat diens woning later in een kerk was getransformeerd. Op de kalender van het huidige Romeins Martyrologium staat op 24 april een zekere Simon, die bisschop van Jeruzalem was. Hij wordt daar de zoon van Kleopas genoemd.
Sint-Kleopas behoort tot de Zeventig Discipelen des Heren, een groep leerling van Jezus die in de Orthodoxe Kerk als heiligen worden vereerd. In de Grieks-Orthodoxe Kerk wordt hij jaarlijks herdacht op 30 oktober.
Volgens het oude Romeins Martyrologium is 25 september de gedachtenis van Sint-Kleopas.