KVP-politica dr. Marga Klompé (1912 -1986) was de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Ze was verantwoordelijk voor de Algemene Bijstandswet van 1965. Ook was ze actief en gezaghebbend op de terreinen kerk, mensenrechten en emancipatie. In 1971 werd Klompé minister van Staat. Zij geldt als voorbeeld van een gelovig rooms-katholiek politica die haar tijd vooruit was. Van 1972 tot 1985 was zij het boegbeeld van Justitia et Pax Nederland.
Crisisjaren
Margaretha Albertina Maria Klompé werd geboren op 16 augustus 1912 in Arnhem. Zij was de tweede van vijf kinderen in het gezin van een kleine papierfabrikant. De crisisjaren waren voor het gezin extra zwaar. De fabriek ging failliet en vader belandde door waanvoorstellingen voorgoed in een psychiatrische inrichting. De ziekte van haar vader was een belangrijke reden waarom Klompé altijd veel oog zou hebben voor maatschappelijk werk en de positie van de sociaal zwakkeren. Die moeten niet afhankelijk zijn van liefdadigheid, vond ze, maar van een staat die wettelijk verankerde waarborgen biedt aan iedereen, ongeacht afkomst of geloof.
Scheikunde
Op 16-jarige leeftijd haalde de latere politica haar HBS-diploma. Daarna werd het wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, met scheikunde als hoofdvak. In het derde jaar, in 1932, ging Marga lesgeven om haar studie verder te kunnen betalen: wis- en natuurkunde aan het Nijmeegse meisjeslyceum Mater Dei. In 1941 promoveerde zij tot doctor in de wiskunde en de natuurwetenschappen. Daarna studeerde ze geneeskunde, maar die studie moest worden afgebroken vanwege de sluiting van de universiteit door de Duitsers.
Oorlogsjaren
In de meidagen van 1940 hielp Klompé met de verpleging van gewonde Nederlandse soldaten bij de Slag om de Grebbeberg. Tijdens de bezetting kon het verzet op haar rekenen, onder meer door haar rol als persoonlijk koerierster van de Utrechtse aartsbisschop De Jong, die het waagde zich ten opzichte van de bezetter zeer kritisch op te stellen. Haar schuilnaam was Dr. Meerbergen. In het verzet maakte ze kennis met de latere premier Willem Drees.
Vrouwendispuut
Na de oorlog richtte Klompé het RK Vrouwendispuut op, een netwerk avant la lettre om vrouwen te mobiliseren voor de politiek en het maatschappelijk leven.
In het kabinet
In 1948 verruilde Klompé de klaslokalen voor de Tweede Kamer, waarvan ze voor de KVP lid werd. Acht jaar later was ze minister, als eerste vrouw in de Nederlandse geschiedenis. Minister-president Drees zei eens: "Ik had er moeite mee, een vrouw als minister en dan ook nog een kritische." Andere collega's werden wel eens moe van Klompé's neiging zich met andere departementen te bemoeien. Joseph Luns, minister van Buitenlandse Zaken, noemde zijn collega op Maatschappelijk Werk wel eens schertsend 'onze lieve vrouw van de altijddurende bijstand'; een grapje ingegeven door Klompé's belangrijkste politieke wapenfeit: de Algemene Bijstandswet die ze door beide Kamers loodste. Voortaan was iedere volwassene in Nederland van staatswege verzekerd van een uitkering.
Linkervleugel
Klompé behoorde in de KVP duidelijk tot de linkervleugel maar bleef altijd loyaal aan de partij, zoals in de Nacht van Schmelzer (toen KVP-fractievoorzitter Norbert Schmeltzer het kabinet Cals ten val bracht).
Cultuurminister
Na haar eerste ministersperiode belandde ze weer even in de Tweede Kamer om vervolgens in 1966 nogmaals minister te worden: van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. In 1969 liet Klompé zich kussen door de openlijk homoseksuele schrijver Gerard van 't Reve bij de uitreiking van de P.C. Hoofdprijs. Niet dat de enigszins formele bewindsvrouw lid was van diens fanclub, maar persoonlijke smaak mocht in haar ogen geen rol spelen in haar werk als minister. Daarom reikte ze overtuigd maar innerlijk ongetwijfeld met een zekere reserve de belangrijkste literaire prijs uit aan een man die God met een ezel had vergeleken. In 1971 diende zij als minister twee wetten in die een einde moesten maken aan de uitzendingen van piratenzenders vanaf de Noordzee.
Pastoor
Aan haar politieke baas Carl Romme, van wie ze een vertrouwelinge was, schreef Klompé eens: "Als ik een jongetje was geweest was ik pastoor geworden." Het feit dat ze vrouw was betekende niet dat ze in de kerk geen invloed had. Zowel in Rome als in Utrecht kon men niet om haar dadendrang heen en werd ze gerespecteerd om haar kennis, intelligentie en betrokkenheid.
Zorg voor anderen
Over christelijke politiek zei ze eens: "Alpha en Omega is de liefde. De liefde tot God en tot de naaste. In de eerste plaats komt de verticale binding: de relatie met het hoogste. Dat geloof is een genade. Een mysterie. Als je dat hebt geeft het de verplichting te zorgen voor degenen die de underdog zijn." (NRC, 1974)
Vier pausen
Weinig mensen, laat staan vrouwen, kunnen net als Klompé zeggen dat ze met vier pausen hebben gesproken. Klompé sprak uitvoerig met het hoogste kerkelijke gezag over het grote onrecht in de wereld maar ook over de positie van de vrouw en de rol van de leek in de kerk. Over haar ontmoeting met Paulus VI zegt ze een interview met dagblad Het Vrije Volk (1977): "Paus Paulus, ja dat is natuurlijk een man met grote intelligentie en een grote pastorale zorg, ja eh maar ik ga niet zeggen hoe ik hem karakteriseer. Dat vind ik te pretentieus. Ik geloof ook niet dat dat juist is. Kijk, ik heb veel kritiek op wat in Rome gebeurt, maar ik hoop dat u er begrip voor hebt dat ik vanuit een soort loyaliteit probeer de vuile was binnen te houden. Ik ben het type van: erin blijven, vechten, maar niet naar buiten."
Eigen aard van Nederlanders
In 1985 ging ze, bij gelegenheid van het naderende pausbezoek aan Nederland, uitgebreider in op een ontmoeting met Paulus VI, die Nederland maar een lastige kerkprovincie vond. "Ik ben opgekomen voor eigen aard en cultuur van het Nederlandse volk. Hij heeft mij laten uitspreken; hij heeft het gesprek zelfs een uur laten uitlopen, maar daarna heb ik nooit meer een audiëntie gekregen. Ik ben toen en sindsdien wel moeten gaan geloven dat vrijmoedigheid bij de H. Stoel een te zeldzaam verschijnsel is om er welkom te zijn. En dat geloof werd mij van bevoegde zijde in Rome bevestigd." (Open brieven aan paus Johannes Paulus II, 1985)
Minister van Staat
Klompé bleef trouw aan de KVP. Het CDA kwam er tegen haar zin, maar opstappen lag niet in haar lijn. In 1971 verliet ze de politiek om zich volledig te storten op kerkelijk werk. Bij haar afscheid benoemde koningin Juliana haar tot Minister van Staat. Tijdens de troonwisseling in 1980 droeg zij in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de grondwet op een kussen waarop Beatrix de eed aflegde.
Justitia et Pax
Klompé was van 1967 tot 1976 lid van de pauselijke commissie 'Justitia et Pax'. Van 1972 tot 1985 was ze voorzitter van de Nederlandse afdeling van deze katholieke mensenrechtenorganisatie.
Ongehuwd
Ze is haar hele leven ongehuwd gebleven. Het was daarom dat ze zich altijd voorstelde als Juffrouw Klompé.
Overlijden
Marga Klompé overleed op 28 oktober 1986 in Den Haag. Ze werd gecremeerd en haar as werd op de Noordzee verstrooid.