Kruisdagen zijn 25 april (Apostelfeest van Marcus) en de maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaartsdag. Het gebruik stamt uit de vijfde eeuw en vond pas in de loop van de Middeleeuwen ingang in de gehele Kerk. De dagen werden aangewend om God te danken voor de gaven van de aarde en om een gunstige oogst af te smeken. De dagen worden in het Latijn aangeduid als ‘rogationes’, van ‘rogare’ (vragen)
Grote kruisdag
De Kerk onderscheidt de zogenaamde grote kruisdag en de kleine kruisdagen. De grote kruisdag valt samen met het Apostelfeest van Sint Marcus op 25 april. Deze dag was in het antieke Rome gewijd aan het bestrijden van Robigus, een kwaadaardige geest die slechte oogsten zou veroorzaken. Op die dag werd een processie door Rome gehouden en werd er een schaap geofferd. Dit feest werd robigalia genoemd. Na de christianisering van het Romeinse Rijk werd de dag gewijd aan Marcus terwijl het heidense gebruik te bidden voor een goede oogst in stand bleef.
Kleine kruisdagen
Het gebruik om de drie dagen voorafgaand aan Hemelvaartsdag kruisdagen te noemen en evenzeer te zien als biddagen voor het gewas, stamt uit de vijfde eeuw. Ze werden ingesteld door bisschop Mamertus (nu een van de IJsheiligen) in het Franse Vienne. Later werd dit gebruik in Rome overgenomen, om zich tegen het einde van de Middeleeuwen over heel Europa te hebben verspreid. Deze dagen werden kleine kruisdagen genoemd.
Processie
Gebruik was dat op deze dagen processies door de velden werden gehouden. In het Frans werd zo'n processie Marche des Rogations ('Mars der Sneekbeden') genoemd. Aan deze stoeten ging een kruis vooraf. Tijdens de processie werd de Litanie van alle Heiligen gezongen.
Vasten
Gebruikelijk was om op de kruisdagen te vasten. Op deze wijze bereidden de gelovigen zich voor op het feest van Christus' hemelvaart. Tijdens missen op de kleine Kruisdagen was paars de liturgische kleur. Na het Tweede Vaticaans Concilie zijn de Kruisdagen – even als de Quatertemperdagen – in onbruik geraakt.