Levi, de derde zoon van Jakob en Lea, is de stamvader van de Israëlitische priesters en levieten.
Lea wordt in het boek Genesis genoemd als de eerste vrouw van Jakob (later Israël genoemd), zoon van Isaak en kleinzoon van Abraham. Uit haar werden zes zonen geboren en één dochter: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon en Dina.
De naam Levi kan verklaard worden uit wat Lea na de geboorte van elk van haar kinderen zei (Genesis 29, 31-35):
‘Toen de HEER zag dat Lea minder bemind werd, opende Hij haar schoot, terwijl Rachel onvruchtbaar bleef. Lea werd zwanger, baarde een zoon en noemde hem Ruben; ‘want’, zei ze, ‘de HEER heeft neergezien op mijn ellende; nu zal mijn man wel van mij gaan houden.’ Zij werd opnieuw zwanger, baarde een zoon en zei: ‘De HEER heeft gehoord dat ik minder bemind word; daarom heeft Hij mij ook dit kind gegeven.’ En zij noemde hem Simeon. Zij werd nog eens zwanger, baarde weer een zoon en zei: ‘Ditmaal zal mijn man zich wel aan mij gaan hechten, want ik heb hem drie zonen geschonken.’ Daarom kreeg hij de naam Levi. Zij werd nog eens zwanger, baarde een zoon en zei: ‘Ditmaal zal ik de HEER prijzen.’ Daarom noemde zij hem Juda.
Levi zou dan wellicht betekenen: ‘de zich hechtende’.
Over Levi wordt in Genesis 34 verteld dat hij samen met zijn broer Simeon de stad van Sichem overviel. Uit wraak voor de ontering van hun zus Dina door Sichem, doodden zij alle mannen en bevrijdden de ontvoerde Dina.
Levi had volgens Genesis 46 drie zonen: Gerson, Kehat en Merari. In dit hoofdstuk staat het verhaal van Jakob die met zijn kinderen en kleinkinderen naar Egypte vertrok, het land waar zijn andere zoon Jozef het tot onderkoning had geschopt.
In Genesis 49 staan de woorden die Jakob tot zijn zonen sprak vlak voordat hij stierf. Allen worden door hem gekarakteriseerd. Over Simeon en Levi is hij allerminst lovenswaardig:
‘Simeon en Levi zijn broers van elkaar, hun messen zijn gereedschap van geweld! Met hun kring wil ik niet omgaan; waar zij bijeen zijn, wil ik niet zijn. In hun woede hebben zij mannen vermoord, moedwillig hebben zij stieren verminkt. Hun woede is vervloekt, omdat die hevig is; vervloekt is hun drift, omdat die hard is. Ik zal hen over Jakob verdelen, hen over Israël verspreiden!’
De nakomelingen van Levi waren de Levieten. Mozes en Aäron stamden af van Levi’s zoon Kehat. In Exodus 32 staat het verhaal over de uitverkiezing van de Levieten tot priesterlijke stam. De Levieten gehoorzaamden Mozes toen die had vastgesteld dat de Israëlieten zich tijdens zijn afwezigheid te buiten waren gegaan aan afgoderij (het gouden kalf). Mozes droeg hen op om de zondaars te doden:
De Levieten deden wat Mozes hun bevolen had en zo kwamen er die dag ongeveer drieduizend mensen om. Mozes sprak toen tot de Levieten: ‘Vandaag zijn jullie priesters geworden voor de HEER door het prijsgeven van uw zoon of broer. Vandaag hebt u zegen over u geroepen.’ (Gen. 32,28.29)
Nadat de Israëlieten Kanaän hadden ingenomen werd het land verdeeld over de stammen van Israël. Elke stam kreeg een deel van het land toegewezen, behalve de stam Levi. De Levieten stonden immers geheel en al tot beschikking van de eredienst van JHWH.