Magnus, bisschop van Trani in Apulië (Zuid-Italië), zou verschijningen hebben gehad van de heilige aartsengel Michaël. Hij stierf de marteldood tijdens de christenvervolgingen onder keizer Decius in het jaar 251. Zijn feestdag is 19 augustus.
Jeugd
Sint Magnus van Trani (ook genoemd: Magnus van Anagni of Magnus van Fabrateria Vetus) werd volgens de overlevering geboren in de Apulische havenstad Turenum (Italiaans: Trani) als zoon van ene Apollonius. Als jongen was Magnus herder. Hij en zijn vader werden gedoopt door bisschop Redemptus van Trani.
Missionaris
Toen Redemptus stierf werd Magnus door de clerus en de gelovigen per acclamatie tot de nieuwe bisschop van Trani gekozen. Hij trad op als missionaris en stichtte christengemeenschappen in Fundi (Fondi), Aquinum (Aquino) en Anagnia (Anagni). Volgens overleveringen kreeg hij geregeld hulp van de aartsengel .
Christenvervolging
Tijdens het bewind van keizer Decius was er sprake van een systematische christenvervolging. In de streek waar Magnus werkzaam was, leidde een man genaamd Tarquinius de vervolging. Die ging als eerste op zoek naar de bisschop van Trani. Magnus wist te ontkomen en vluchtte naar Rome waar de autoriteiten hem niet kenden. Toen het ergste gevaar was geweken, keerde hij huiswaarts. Hij hield zichzelf zorgvuldig verborgen. Soldaten ontdekten hem echter in een grot nabij Fondi.
Onthoofd
Volgens het martyrologium van Sint Hieronymus uit 451 werd Magnus in de plaats Fabrateria Vetus onthoofd. Als datum wordt de 19e augustus genoemd, vermoedelijk van het jaar 251 van de christelijke jaartelling. Vandaar dat 19 augustus zijn feestdag werd.
Relieken
Na de Constantijnse Wending werd bovenop zijn graf een kerk gebouwd. Zijn beenderen werden te ruste gelegd in een klooster bij Fondi, gelegen tussen tussen Rome en Napels. Bij de Saraceense invasie in de 9e eeuw sloegen de monniken van dit klooster op de vlucht. Zij slaagden er echter niet in de beenderen van Sint Magnus mee te nemen.
Friese krijgslieden
In het jaar 848 bracht keizer Lotharius de Saracenen een gevoelige nederlaag toe en verdreef hen naar het zuiden van het Italische schiereiland. Het verhaal gaat dat drie Friese krijgslieden die aan de veldtocht tegen de Saracenen hadden deelgenomen op hun terugtocht naar hun vaderland de beenderen van Sint Magnus hadden gevonden.
Friezenkerk te Rome
In de Kerk der Friezen in Rome bevindt zicht een 13e-eeuwse inscriptie waarin het verhaal van de drie Friezen verteld wordt. Hun namen zijn: Ilderado van Groningen, Leomot van Stavoren en ene Hiaro. Zij zouden Magnus’ relieken hebben gevonden op een locatie nabij Fondi. In Sutri, ten noorden van het meer van Bracciano, kregen ze een verschijning van Sint Magnus die hen opdroeg naar Rome te gaan. Daar aangekomen besloten ze de stoffelijke resten van de martelaar achter te laten in de pelgrimskerk van de Friezen nabij de Sint-Pietersbasiliek in Rome, behoudens een arm van Sint Magnus die ze mee naar huis namen. Die belandde uiteindelijk in de kerk van het Friese dorp Almenum. In de Duitse stad Esens (Ostfriesland) wordt echter geclaimd dat de reliek zou hebben gerust in de naar hem vernoemde St.-Magnus-Kirche.
Magnus Forteman
Friese geschiedschrijvers hebben de heilige martelaar Magnus vereenzelvigd met een legendarische figuur: Magnus Forteman, veldheer van Karel de Grote. Er bestaat een afbeelding van deze Magnus op een zegel uit 1270 waarbij de tekst staat: Sanctus Magnus Dux Frisorum (‘Heilige Magnus, Aanvoerder der Friezen’).
HH. Michaël en Magnus
De pelgrimskerk voor de Friezen in Rome was oorspronkelijk alleen aan de aartsengel Michaël toegewijd. Vanaf de tijd dat de relieken van Sint Magnus er zouden hebben gerust is zij ook aan hem toegewijd. De officiële Italiaanse naam van de Friezenkerk luidt dan ook La Chiesa dei SS. Michele e Magno (in Borgo). In de 15e eeuw werden de relieken overgebracht naar de Sint-Pietersbasiliek. Thans bevat het hoofdaltaar van de Friezenkerk een klein botje dat aan Magnus zou hebben toebehoord.
Kathedraal van Anagni
Er bestaat nog een andere overlevering over het lot van de relieken van de heilige Magnus. Bij de invasie van de Saracenen werden de beenderen overgebracht naar Veroli, dat meer landinwaarts lag. Daar werden ze in een sarcofaag in de crypte van de bisschopskerk gelegd. Na de verovering van Veroli gebruikten de Saracenen die crypte als paardenstal. Na enkele dagen vielen de paarden er dood neer. Volgens de christenen kwam dat vanwege de aanwezigheid van Sint Magnus' relieken. De Saracenen openden daarop de sarcofaag en smeten de beenderen op straat. Toen ze vernamen dat de christenen daardoor hevig geschokt waren, besloten ze de relieken te verkopen voor een hoge prijs. De inwoners van de stad Anagni waren bereid een grote som goud te betalen voor de stoffelijke resten van de bisschop die er als eerste het christelijk geloof had verkondigd. Ze namen de beenderen mee naar de bisschopskerk van hun stad. Tot zover de legende. In de elfde eeuw werd in Anagni een nieuwe kathedraal gebouwd. In de crypte staat tot op de dag van vandaag een altaar dat is gewijd aan Sint Magnus. Men claimt dat dit altaar de relieken van de martelaar bevat.