De Makkabeeën waren Joodse opstandelingen in de 2e eeuw v. Chr. Zij streden tegen de hellenisering van Juda en Israël. De Mozaïsche eredienst in de Tempel van Jeruzalem werd door hen hersteld. Nadat ze de macht over Judea hadden verworven, stichtten zij de Joodse dynastie der Hasmoneeën.
Naam
Makkabeeër (in het Grieks makkabaios) was de bijnaam van de Joodse verzetstrijder Judas (166-160 v. Chr.) en zou afgeleid zijn van de Aramese woorden maqqaba (= 'hamer') en maqqavi (= 'hameraar'). Daarmee zou zijn moed zijn aangeduid. Deze bijnaam ging over op zijn broeders en medestrijders. Op den duur werd 'Makkabeeën' (Hebreeuws: ????? [maqabim] zelfs een geslachtsnaam.
Bijbel
De Makkabeese geschiedenis wordt verteld in onder meer het Eerste en Tweede Boek der Makkabeeën. Deze geschriften worden door de Katholieke Kerk gerekend tot de Heilige Schrift.
Mattatias
De vader van Judas de Makkabeeër wordt beschouwd als de stamvader van de Makkabeeën. Zijn naam is Mattatias. Hij was een priester uit de voornaamste priesterclan Jojarib. Hij woonde in Modeïn, een dorp aan de noordwestelijke grens van Juda. Mattatias had vijf zonen: Johannes, Simon, Judas, Eleazar en Jonatan.
Opstand tegen Seleuciden
Mattatias gaf in het jaar 167 v. Chr. het startsein voor de opstand tegen de Seleucidische Syriërs. Aanleiding was het bevel van koning Antiochus IV Epifanes om een heidens altaar op te richten in de JHWH-tempel van Jeruzalem. Toen een koninklijke beambte naar Modeïn kwam om de Joden te dwingen aan een Grieks offerritueel deel te nemen, weigerde Mattatias dat. Bovendien doodde hij zowel een Jood die daartoe wel bereid was als de beambte. Mattatias vluchtte daarop met zijn zonen naar het gebergte. Strijdbare Joden voegden zich bij hen. Het georganiseerde verzet vernietigde heidense altaren, liquideerde afvallige en collaborerende Joden, en lieten onbesneden jongens in Judea besnijden.
Judas
Mattatias werd kort na de opstand ziek. Op zijn sterfbed riep hij zijn zonen op tot onvoorwaardelijke trouw aan de Tora. In 166 v. Chr. stierf hij. Zijn derde zoon Judas volgde hem op als leider van het Joodse verzet tegen de Syrische bezetters. Tot driemaal bracht hij hun grote verliezen toe. Zijn broer Eleazar sneuvelde bij de Slag bij Bet-Zacharia. Hij doodde de olifant waarvan hij vermoedde dat die door de vijandelijke koning werd bereden. Daarbij werd hijzelf door het dier vermorzeld. Eleazars daad werd beschouwd als een heldhaftige zelfopoffering.
Tempel gezuiverd
De Tempel van Jeruzalem werd door Judas gereinigd van alle heidense elementen en opnieuw ingewijd. De door de Tora voorgeschreven eredienst werd weer ingevoerd. Daarmee was het eerste doel van de opstand bereikt. Dit alles gebeurde in 165 v. Chr. op de 25ste dag van de maand Kisleew. Tot op de dag van vandaag vieren Joden op deze dag het Tempelwijdingsfeest (Chanoeka).
Jonatan
Judas stierf na verschillende gewonnen veldslagen de heldendood tijdens de Slag van Elasa in het jaar 160 v. Chr. Hij werd opgevolgd door zijn broer Jonatan. Het was zijn verdienste dat hij de overwinningen van Judas wist te bestendigen, wat leidde tot betrekkelijke Joodse autonomie. Dat bereikte hij onder meer door de Syrische troonpretendenten tegen elkaar uit te spelen. Om Jonathans steun te verwerven overlaadden ze hem met privileges, waardoor zijn macht snel vergrootte. In 152 v. Chr. werd hij door de Seleucidische koning Alexander Balas tot hogepriester benoemd en in 150 tot militair en burgerlijk leider van Judea.
Jonatan was begonnen met de wederopbouw van Jeruzalem. Nieuwe stadsmuren werden opgetrokken en Sion werd met gehouwen stenen omgeven.
Hogepriester
Met Jonatans benoeming tot hogepriester was het tweede doel van de Makkabese opstand bereikt: het bestuur van Judea in handen van de wetgetrouwe joodse gemeenschap krijgen. Jonatans successen werden echter de oorzaak van zijn ondergang: Syrië vond dat hij te machtig werd. Tryfon, de voogd van koning Antiochus VI (145-142 v. Chr.), lokte hem in de val en trachtte van de persoon van Jonatan gebruik te maken om zijn gezag in Judea te herstellen. Toen dat mislukte, liet hij hem in 143 v. Chr. doden.
Simon
Jonatan werd opgevolgd door zijn broer Simon, de tweede zoon van Mattatias. Simon wist het derde doel van de opstand te bereiken: de politieke onafhankelijkheid van Judea. Koning Demetrios II (145-138 v. Chr.) schonk het land volledige vrijheid van belasting, waardoor Judea praktisch onafhankelijk werd en ook een eigen tijdrekening kon invoeren. In Judea zelf was de positie van de Makkabeeën zo versterkt, dat het Joodse volk in 140 v. Chr. bij volksbesluit Simon tot "hogepriester, veldheer en vorst van de Joden en de priesters". Ook Simons erfgenamen mochten deze positie bekleden, tot echter "een betrouwbare profeet" zou opstaan. Daarmee was een dynastie, die van de Hasmoneeën, aan het bewind gekomen en begon voor Judea een nieuw tijdperk.
Hasmoneeën
Simons opvolger was Johannes Hyrkanus. Hij was koning van de Hasmonese staat en hogepriester in de Tempel van Jeruzalem (134-104 v.Chr.). Als veldheer veroverde hij Samaria en Idumea. Een van zijn nakomelingen was Mariamne I, een van de vrouwen van de Idumeeër Herodes de Grote.
Hasmon
De Hasmoneeën zijn vernoemd naar Hasmon, de overgrootvader van Mattatias. 'Hasmon' is een poging tot een Aramees-Hebreeuwse verklanking van Ασαμωνα?ος (Asamonaios). Het was de joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (1ste eeuw) die deze naam in zijn Griekstalige boek Joodse Oudheden noemde.
Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op het Eerste boek Makkabeeën' en de 'Inleiding op het Tweede boek Makkabeeën' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.