Victor Gerard Marie Marijnen (1917-1975) was een Nederlands politicus. Hij trad in 1959 als minister van Landbouw en Visserij tot het kabinet-de Quay. In 1963 werd hij minister-president van een kabinet dat slechts twee jaar zou regeren. In 1968 werd hij burgemeester van Den Haag, hetgeen hij tot zijn dood zou blijven.

Jeugd en opleiding
Victor Marijnen werd op 21 februari 1917 te Arnhem geboren als zoon van de winkelier Gerardus Wilhelm Marijnen en Cornélie Kimman. Hij bezocht de HBS in zijn geboortestad en deed vervolgens staatsexamen gymnasium. Hij studeerde rechten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, waar hij in 1941 afstudeerde.

Werkgevers
Na zijn afstuderen trad Marijnen in dienst van de accountantsdienst van de departementen van Handel en Nijverheid en Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Na de bezetting werd hij gedetacheerd bij de Raad voor het Rechtsherstel, waar hij zich vooral bezighield met agrarische aangelegenheden. Na in 1951 algemeen secretaris van de buitenlandse agrarische handelsaangelegenheden te zijn geworden, werd hij in 1957 secretaris van de Algemene Katholieke Werkgevers Vereniging.

Minister van Landbouw
In 1959 werd Marijnen namens de KVP minister van Landbouw in het kabinet-de Quay. In deze functie kreeg hij te maken met de landbouwharmonisatie binnen de E.E.G. Het waren onzekere tijden voor de Nederlandse landbouw. Schaalvergroting en nieuwe technologie leidden ertoe dat veel kleinere (familie)bedrijven in de knel kwamen. Ook kreeg Marijnen te maken met protesten van boeren die zich verenigden in de beweging van zogenoemde 'Vrije Boeren', onder leiding van Hendrik Koekoek, de latere voorman van de Boerenpartij. Deze beweging verzette zich tegen de bemoeienis van de overheid met het landbouwbeleid en vooral tegen het Landbouwschap, de in 1954 opgerichte publiekrechtelijke bedrijfsvereniging voor de agrarische sector, waar boeren verplicht lid van moesten zijn. Marijnen toonde zich in deze functie een bekwaam departementsbestuurder en een hartstochtelijk Europeaan.

Minister-president
In 1963 besloot Jan de Quay niet terug te willen keren als minister-president. De KVP moest aldus opzoek naar een nieuwe kandidaat. Tot veler verrassing schoof De Quay zelf uiteindelijk zijn landbouwminister Marijnen naar voren. Marijnen zou slechts korte tijd leiding geven aan het kabinet dat zijn naam droeg. Hoewel de meest heikele zaak tijdens zijn regeringsperiode ongetwijfeld de kwestie-Irene was, viel het kabinet uiteindelijk over de omroeppolitiek. Zonder tussentijdse verkiezingen verschoot het kabinet van kleur, en van leider: Marijnen werd in 1965 opgevolgd door zijn partijgenoot Jo Cals.

De kwestie-Irene
Op 29 januari 1964 werd bekend dat prinses Irene, de tweede dochter van koningin Juliana en prins Bernhard, was overgegaan tot de Rooms-katholieke Kerk. Zij had zich daartoe op 3 januari in de Sint-Paulus buiten de Muren laten herdopen door kardinaal Alfrink. Op 9 februari van dat jaar werd bekend dat de prinses zich had verloofd met de – eveneens katholieke – Spaanse troonpretendent Carlos Hugo van Bourbon-Parma. Pers en politiek waren in rep en roer. Zowel de overgang zelf, als de herdoop (die in protestantse kringen als een belediging werd opgevat), als het feit dat prinses haar rechten op de troon had geabdiceerd, zorgde voor heftige debatten. Marijnen begeleidde al deze commotie met terughoudend commentaar en met een scherp oog voor de constitutionele positie van de prinses. Aangenomen wordt dat juist het feit dat hijzelf katholiek was een matigende invloed heeft gehad op het debat dat vaak meer emotioneel dan verheffend was. Na een nachtelijke vergadering in Paleis Soestdijk, waarbij onder meer besloten werd dat koningin en prins het huwelijk van hun dochter niet zouden bijwonen, kon Marijnen voor de verzamelde pers verklaren: “de grondwet is gehandhaafd”.

Omroepwet
Het kabinet-Marijnen, was anders dan dat van zijn voorganger De Quay, geen hechte eenheid. Conflicten waren er met name tussen de liberale minister van Financiën, Witteveen en de confessionele ministers die over het algemeen 'spending departments' beheerden. Het is aannemelijk dat, wanneer het kabinet niet gevallen zou zijn over de omroepwet, de regering niet in staat geweest zou zijn een Rijksbegroting voor 1966 te presenteren. Maar het kabinet viel voordien. Aanleiding was de nieuwe omroepwet en de vraag, of en op welke wijze reclame op radio en televisie zou moeten worden toegestaan. De liberale en confessionele ministers stonden hier recht tegenover elkaar en slaagden er niet in de zaak tot een oplossing te brengen. Marijnen bood het ontslag aan van zijn kabinet, waarna de merkwaardigheid zich voordeed dat de inmiddels demissionaire premier weigerde in de Tweede Kamer een mondelinge, dan wel schriftelijke verklaring af te leggen over de val van zijn kabinet.

Den Haag
Marijnen zou nog korte tijd zitting hebben in de Tweede Kamer, waarna hij in 1966 werd benoemd tot eerste voorzitter van de nieuw opgerichte Rijnmondraad. In 1968 werd hij benoemd tot burgemeester van Den Haag. Als burgemeester toonde hij zich een onvermoeibaar lobbyist voor de belangen van de stad. Hij spande zich in voor het herstel van Scheveningen als badplaats en voor de intergemeentelijke samenwerking in de Haagse regio. Ook verzette hij zich krachtig tegen de door opeenvolgende regeringen voorgenomen – en deels uitgevoerde – spreiding van de rijksdiensten over het land.

Overlijden
Marijnen overleed – slechts 58 jaar oud – op 5 april 1975, aan de gevolgen van een hartinfarct. Hij liet een vrouw en zes kinderen na. De uitvaart werd gevierd in de Grote of Sint-Jacobskerk. Hij werd begraven op de begraafplaats Westduin in Den Haag.