De Nederlandse rooms-katholieke priester Frits van der Meer (1904–1994) was archeoloog, kunsthistoricus en literator. In 1964 won hij de P.C. Hooftprijs, de staatsprijs voor de letterkunde.

Jeugd
Frederik Gerben Louis van der Meer werd op 16 november 1904 in Bolsward geboren. Hij volgde het gymnasium in Sneek, maar omdat hij zich tot het priesterschap geroepen voelde ging hij naar het Aartsbisschoppelijk Kleinseminarie in Culemborg. In 1924 begon hij zijn studie aan het Grootseminarie Rijsenburg in Driebergen.

Studie in Rome
Van der Meer werd op 22 juli 1928 tot priester gewijd door aartsbisschop Hendrik van de Weteringvan Utrecht. Die benoemde hem tot kapelaan in Oud-Zevenaar. In 1931 kreeg hij een studieopdracht. Voordat hij daartoe naar Rome vertrok, maakte hij eerst een tocht langs de grote kathedralen van West-Europa en reisde hij door de Balkan, Turkije en Griekenland. In Rome studeerde hij christelijke archeologie aan het Pontificio Istituto di Archeologia Cristiana. Hij woonde in het Nederlands College (Pontificio Collegio Olandese) op de Aventijn.

Promotie
Van der Meer promoveerde tot doctor in 1934 op een iconografische dissertatie over de representaties van de Apocalyps, getiteld Maiestas Domini. Théophanies de l'Apocalypse dans l'art chrétien. Étude sur les origines d'une iconographie spéciale du Christ.

Hilversum
Na zijn promotie keerde hij naar Nederland terug en werd hij achtereenvolgens kapelaan in Abcoude en Hilversum. In de Hilversumse Sint-Vitusparochie werkte hij voornamelijk in de arbeidersbuurt, waar hij een zekere populariteit genoot. Tevens was hij godsdienstleraar aan de kweekschool in Hilversum.

Hoogleraar
In 1939 werd hij benoemd tot lector aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. In 1941 verscheen zijn Catechismus, die goed werd verkocht en in veel katholieke huishoudens terechtkwam. In 1946 werd hij in Nijmegen benoemd tot hoogleraar christelijke archeologie en liturgie.

'Augstinus de zielzorger'
Internationaal maakte hij naam met Augustinus de zielzorger (1947), een studie over bisschop Aurelius Augustinus van Hippo. In 1955 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in de schoonheidsleer en kunstgeschiedenis, de christelijke archeologie en iconografie. Van der Meer stond bekend als een vaardige en enthousiasmerende docent. Met de bestuurlijke kant van het hoogleraarschap hield hij zich niet bezig; congressen of symposia bezocht hij vrijwel nooit.

Atlassen
Zijn Atlas van de Westerse beschaving (1951) en Atlas van de Oudchristelijke wereld (1958) werden in diverse talen vertaald en worden internationaal nog steeds door zowel studenten als docenten gebruikt.

Prijzen
Van der Meer werd in 1950 gevraagd lid te worden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In 1956 kreeg hij de Brand-van Gentprijs voor zijn boek Keerpunt der Middeleeuwen. Tussen Cluny en Sens. In 1964 won hij de P.C. Hooftprijs. In 1980 kreeg hij de Karel de Grote-prijs van de stad Nijmegen.

Afkeer liturgievernieuwing
Na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) toonde Van der Meer zich een fel tegenstander van de moderniseringen binnen de katholieke kerk in Nederland. Over zijn afkeer van de liturgievernieuwingen schreef hij Open Brief over Geloof en Eredienst.

'Kunsthistorische homilieën'
Volgens literatuurcriticus Kees Fens schreef Van der Meer als een gelovige en beoogde hij zijn lezers van de waarheid van het katholieke geloof te overtuigen, wat tot gevolg had dat veel van zijn geschriften "het karakter krijgen van kunsthistorische homilieën".

Einde
Na zijn emeritaat als hoogleraar in 1974 bracht Van der Meer de laatste jaren van zijn leven in eenzaamheid door. Hij overleed op 19 juli 1994 in zijn woonplaats Lent.

WERKEN

  • 1938 - Maiestas Domini. Théophanies de l'Apocalypse dans l'art chrétien: étude sur les orgines d'une iconographie spéciale du Christ.
  • 1939 - Iets over de oorspronkelijkheid der oud-christelijke kunst
  • 1940 - Geschiedenis eener kathedraal
  • 1941 - Catechismus, dat is onderrichting in het ware geloof
  • 1943 - Praeses van Schaik
  • 1947 - Augustinus de zielzorger
  • 1949 - Christus' oudste gewaad. Over de oorspronkelijkheid der Oud-Christelijke Kunst
  • 1950 - Edelsmid. Eerste der ambachten (uitgegeven n.a.v. een tentoonstelling van werken van Nico Witteman te Amsterdam)
  • 1950 - Rome. Een keur uit haar kunstwerken, 300 v.C.-1800
  • 1950 - Keerpunt der Middeleeuwen. Tussen Cluny en Sens
  • 1951 - Atlas van de Westerse beschaving
  • 1951 - Chartres
  • 1952 - Beknopte atlas van de westerse beschaving (samen met M.A. Schwartz)
  • 1955 - Rembrandt's Evangelie (inleiding)
  • 1957 - Uit het oude Europa. Twintig herinneringen
  • 1958 - Atlas van de Oudchristelijke wereld (met medewerking van Christine Mohrmann)
  • 1959 - Oudchristelijke kunst
  • 1959 - Bildatlas der frühchristlichen Welt (met medewerking van Christine Mohrmann)
  • 1959 - Paasmorgen. Bij het altaarluik van Rogier van der Weyden in het museum te Berlijn en de feestikoon genaamd Anástasis
  • 1962 - Bildatlas der abendländischen Kultur
  • 1962 - Zeven ware legenden
  • 1964 - Kleine atlas van de Westerse beschaving (met medewerking van G. Lemmens)
  • 1965 - Atlas de l'Ordre cistercien
  • 1967 - Onbekende kathedralen in Frankrijk
  • 1968 - Van den heiligen Johannes den Damascener de derde verhandeling tegen hen die de heilige ikonen smaden
  • 1970 - Lofzangen der Latijnse Kerk
  • 1973 - Open Brief over Geloof en Eredienst
  • 1976 - Zestien preken van Asterius, bisschop van Amaseia (vertaling en inleiding)
  • 1978 - Apocalypse. Visioenen uit het Boek der Openbaring in de kunst
  • 1979 - De kleine stad lang geleden
  • 1979 - Phoenix. Vertalingen en ander tijdverdrijf
  • 1980 - Imago Christi. Christusbeeltenissen in de sculptuur benoorden Alpen en Pyreneeën
  • 1981 - Het toneel is in de hemel. Bloemlezing uit het werk van F. van der Meer (bewerkt en ingeleid door Kees Fens)
  • 1982 - Rome en Chartres. Een stad, een kathedraal
  • 1982 - Die Ursprünge christlicher Kunst
  • 1984 - Tekeningen
  • 1995 - Feestelijke gedachtenis. Beschouwingen over het kerkelijk jaar (gekozen en ingeleid door Wouter Kusters en Gerard Lemmens, met een complete bibliografie)