Jezus wordt in de Evangeliën de Nazoreeër genoemd, omdat hij uit de stad Nazaret kwam.

Nazaret
‘Nazoreeër’ (van het Griekse ναξωραιος, nadzooraios) of ‘Nazarener’ (van ναξαρηνος en het Latijnse nazarenus) betekent op de eerste plaats ‘inwoner van Nazaret’ of ‘afkomstig uit Nazaret’. In de Bijbel wordt deze stad in Galilea alleen in het Nieuwe Testament genoemd. Nazaret bestaat nog steeds en is gelegen in Noord-Israël.

Jezus
Omdat Jezus Christus uit Nazaret afkomstig was, werd hij de Nazoreeër genoemd. Deze benaming treffen we ook aan in de joodse literatuur. In Palestina werden ook de volgelingen van Jezus daarmee aangeduid. Zo wordt Paulus in een aanklacht “een van de voornaamste leiders van de sekte der Nazoreeërs” genoemd (Handelingen der Apostelen 24,5).

Profetie
In het Mattheüs-evangelie wordt de aanduiding ‘Nazoreeër’ gekoppeld aan messiaanse profetieën: als Jozef in Egypte hoort dat het voor zijn gezin niet veilig was om naar Judea terug te keren, besloot hij naar Galilea te gaan. Daar ‘vestigde hij zich in de stad Nazaret, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeten is gezegd: Hij zal Nazoreeër worden genoemd’ (Mt 2,23).
Het doel van het Mattheüs-evangelie is aan te tonen dat Jezus van Nazaret de langverwachte Messias is, de afstammeling van koning David die Israël zal verlossen. Wat dus over deze redder bij monde van de profeten is gezegd moet dus op Jezus slaan, aldus de auteur(s) van dit evangelie.

Tak
Lang is gezocht naar de vindplaatsen van de betreffende profetieën. Er werden verschillende mogelijkheden aangewezen. Allereerst een passage uit het boek Jesaja: ‘Een scheut ontspruit aan de stronk van Isaï, een tak (??????, netser) bloeit uit aan zijn wortels’ (Jes 11,1). Hier wordt de Messias voorgesteld als telg van het Huis van Isaï’s zoon David (zie Jesse).
Ook Jes.14,19 zou in aanmerking kunnen: 'u hebben ze weggesmeten, ver weg van uw graf, als een waardeloos geachte tak (netser)'. Hier dringt het beeld zich op van Jezus als de 'lijdende dienaar Gods' op, de Gekruisigde.
In Jeremia 31,6 wordt gesproken over ‘wachters’ (notserim) op de heuvels van Efraïm die oproepen op te trekken naar Sion. Efraïm was de meest dominante stam van het bijbelse Noordrijk Israël. Jezus, afkomstig uit het noorden, trok zelf op naar Sion (Jeruzalem) om zijn goddelijke zending te vervullen. In deze zin is Jezus als Nazoreeër (???, notser) de wachter bij uitstek.
Minder geloofwaardig is dat 'nazoreeër' zou slaan op een Godgewijde persoon (zie Nazireeër).