Het boek Nehemia maakt deel uit van de Geschriften van het Oude Testament. De naam is ontleend aan Nehemia, die omstreeks 445 v.Chr. door de Perzische koning Artaxerxes als gouverneur van Juda werd aangesteld. Onder leiding van Nehemia werd de stadsmuur herbouwd van het door de Babyloniërs verwoeste Jeruzalem. Het boek Nehemia is van onschatbare waarde voor onze kennis van de betreffende historische periode.

Wijnschenker van de koning

Nehemia, zoon van Chakalja, was een Judeeër die in ballingschap in Babylon geboren was. Hij was een hoge beambte aan het hof van de Perzische koning. Zijn hoofdfunctie was koninklijk wijnschenker. Toen Nehemia hoorde dat Juda en Jeruzalem het zwaar te verduren hadden, bad hij tot de God van zijn vaderen om de verlossing van zijn volk. Vervolgens vroeg hij de koning om toestemming naar Jeruzalem af te reizen. In Jeruzalem aangekomen begon hij aan het herstel van de verwoeste stadspoorten en -muren.



Ezra

De boeken Ezra en Nehemia zijn van oudsher beschouwd als een eenheid. De verdeling van het materiaal over twee boeken is tamelijk willekeurig en gaat terug op de Hebreeuwse traditie. Deze verdeling wordt door de Septuaginta, die Ezra en Nehemia presenteert als 2 Ezra, na een apocrief boek 1 Ezra, veronachtzaamd.

Auteur

Het boek Nehemia maakt deel uit van het grotere geschiedwerk waartoe ook de boeken van de Kronieken en het boek Ezra behoren. Het is er een voortzetting van. Het hoeft geen verwondering te wekken dat men algemeen het auteurschap van Nehemia toegekend heeft aan de schrijver van Kronieken, die geleefd zou hebben rond het midden van de 4de eeuw voor Christus (zie de inleiding op 1 Kronieken).

Sommigen daarentegen veronderstellen dat de schrijver van Nehemia een leerling geweest is van de auteur van de Kronieken, wiens werk in 2 Kronieken 36,23 bij de vermelding van het decreet van Kores (= Cyrus) in 538 v. Chr., vrij bruusk onderbroken schijnt te zijn, en dat beiden aanzienlijk minder dan 200 jaar na de terugkeer uit de ballingschap geleefd moeten hebben.

Tijd

Men is het ook niet eens over de tijd van het optreden van Nehemia. Als men bepaalde gegevens van de tekst mag vertrouwen, zou Ezra in 458 in Jeruzalem aangekomen zijn; Nehemia moet zich bij hem gevoegd hebben in 445, respectievelijk het zevende en het twintigste jaar van koning Artachsasta (Artaxerxes) I. Omdat een aantal geleerden van mening is dat het werk van Ezra de zending van Nehemia als reeds voltooid veronderstelt, keren zij de volgorde om. In Ezra 7,8 zou dan sprake zijn van Artachsasta II, en Ezra zou pas in het jaar 398 zijn hervorming begonnen zijn. Daar een regeringsoverdracht in de tekst nergens vermeld wordt, stellen weer anderen voor Ezra te laten optreden tussen de twee periodes van Nehemia's verblijf in Jeruzalem in, waartoe zij de tekst van Ezr 7,8 veranderen (in plaats van het zevende regeringsjaar van Artachsasta lezen zij het 37ste jaar, dit is het jaar 428 voor Christus), hetgeen niet zeer waarschijnlijk is.

Zerubbabel

De gebeurtenissen die in het boek Nehemia verhaald worden vertonen raakpunten met gegevens die ons verschaft worden door de profeten Haggai en Zacharia, die beiden nauw betrokken zijn geweest bij het godsdienstig herstel van het joodse volk na de ballingschap. Zo wordt Zerubbabel door Haggai (2,23) en Zacharia (4,6-10) met eerbied genoemd.

Ezra

De eigenlijke pioniers van het godsdienstig reveil zijn echter de priester-schriftgeleerde Ezra, door de traditie beschouwd als 'de vader van het judaïsme', en Nehemia, de landvoogd. Nehemia treft aangepaste maatregelen voor de handhaving van de Wet en de herbevolking van de stad Jeruzalem, maar verdient zijn sporen vooral met de heropbouw van de muren van Jeruzalem.



Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op Nehemia (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.