Olaf II Haraldsson (995-1030), oftewel Sint Olaf, was koning van Noorwegen van 1015 tot 1028. Zijn heiligheid werd in 1164 erkend door de paus.
Afkomst
Olaf (Oud Noors: Ólafr) werd in 995 geboren in Ringerike. Zijn moeder was Åsta Gudbrandsdatter en zijn vader Harald Grenske, achterachterkleinkind van Harald Schoonhaar, de eerste koning van Noorwegen. Olafs vader stierf voordat Olaf geboren werd.
Gedoopt
Toen hij eens na zijn deelname aan Vikingtochten overwinterde bij de christelijke hertog Richard II van Normandië besloot hij zich te laten dopen. Dat zou in Rouen gebeurd zijn. Bij zijn terugkomst in Noorwegen in 1015 riep hij zichzelf uit tot koning. Nadat hij zijn vijanden had verslagen had hij meer macht dan zijn voorgangers op de troon ooit hadden verworven. In 1019 trad Olaf in het huwelijk met Olofsdotter, de onwettige dochter van koning Olof II van Zweden.
Ondergang
In 1026 verloor koning Olaf II de Slag van Helge. Een paar jaar later keerden zijn edelen zich tegen hem toen zij zich schaarden achter de Deense koning Knoet II (Kanoet de Grote), die Noorwegen was binnengevallen. Olaf ging in ballingschap in het groothertogdom Kiev. Op zijn reis daarnaartoe bracht hij enige tijd door in de Zweedse provincie Nerike, waar hij volgens de legende een groot aantal mensen zou hebben gedoopt. In 1030 deed hij nog een verwoede poging om de Noorse troon terug te winnen, maar tijdens de Slag van Stiklestad sneuvelde hij op 29 juli.
Heiligverklaring
Kort na zijn dood werd Olaf voorgesteld als een martelaar voor het geloof. Bisschop Grimkell, die Olaf uit Engeland had meegenomen, besloot hem te canoniseren. In 1075 werden zijn relieken overgebracht naar Trondheim, waar boven zijn graftombe de Nidaros-kathedraal werd gebouwd. Er bestaat een relaas waarin wordt verteld dat in 1098 het stoffelijk overschot van Olaf werd opgegraven; geconstateerd werd dat zijn lichaam onvergaan was.
Legende
In de eeuwen volgend op zijn dood ontstonden tal van sages en hagiografieën van hem waarin Olof wordt beschreven als goedaardige wonderdoener, waardoor zijn wreedheid en gewelddadige natuur in de vergetelheid raakten. Traditioneel wordt de kerstening van Noorwegen toegeschreven aan koning Olaf II. Modern historisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat hij persoonlijk weinig te maken had met de christelijke missie. Feit is wel dat de Sint-Olafcultus heeft bijgedragen tot de Noorse politieke eenwording en daarmee ook tot de kerstening.
Cultus buiten Noorwegen
Sint Olaf was niet alleen populair in Noorwegen. In heel Scandinavië en zelfs in Engeland groeide het aantal kerken die aan hem werden toegewijd. De Varjagen, de Vikingen die de lijfwacht vormde van de Byzantijnse keizer, hadden Sint Olaf als patroon en lieten in Constantinopel een kerk voor hem bouwen. In Rome werd een kapel in de Santi Ambrogio e Carlo al Corso aan hem toegewijd.
West en Oost
Olafs canonisatie door bisschop Grimkell werd in 1164 bevestigd door paus Alexander III, die hem daarmee verhief tot heilige van de universele kerk. Zijn feestdag werd 29 juli, de dag waarop hij sneuvelde. In de Katholieke Kerk staat zijn gedachtenis niet meer op de Universele Kalender, wel op lokale katholieke liturgische kalenders. Ook de Orthodoxe Kerk vereert de Noorse christenkoning als een heilige; ook daar is zijn feestdag 29 juli.
Reformatie
Tijdens de Reformatie ging Noorwegen over op het lutheranisme. De lutherse staatskerk bleef Sint Olaf echter in ere houden. De paus verklaarde Noorwegen tot missiegebied. Pas in 1953 kreeg Noorwegen weer een eigen rooms-katholieke diocesane bisschop met de oprichting van het bisdom Oslo. Als kathedraal werd de Sint-Olafskerk aan de Akersveien in de stad Oslo gekozen, die een eeuw daarvoor was gebouwd met materialen van de oude Sint-Hallvardkathedraal.
Iconografie
Op religieuze afbeeldingen staat Sint Olof vaak op een geketend monster, als teken van zijn overwinning op het heidendom. Zijn attributen zijn naast kroon, rijksappel, scepter of schild ook een strijdbijl. Volgende de legende streed hij met een zilveren bijl tijdens de slag waarin hij sneuvelde. Dit attribuut is het symbool van Sint Olof bij uitstek en komt daarom terug in het wapen van Noorwegen. Soms wordt hij zittend afgebeeld met een bokaal in zijn hand.