Ontkerstening is een proces dat leidt tot een toestand waarin de christelijke boodschap niet langer grondslag van cultuur en moraal is.

Kerstening
'Kerstenen' betekent letterlijk 'christelijk maken'. Meestal spreekt men van de kerstening van een bepaald gebied, zoals in de zin "De Lage Landen werden gekerstend door missionarissen als Bonifatius en Willibrord". Wanneer bijvoorbeeld sprake is van de ontkerstening van Nederland, wordt bedoeld dat onze natie steeds minder christelijk wordt.

Tijdsgeest of politiek beleid
Ontkerstening als sociaal-cultureel proces kan optreden als verschijnsel van de tijdgeest, maar ook als resultaat van een bepaald politiek streven. In het eerste geval is ontkerstening het onbedoelde gevolg van diverse ontwikkelingen in een bepaalde samenleving. Zo kan een welvarend land ten prooi vallen aan materialisme en religieuze onverschilligheid, waardoor christelijke waarden in het gedrang komen. Ook is het mogelijk dat door de overvloed aan informatie, mensen geen keuze meer kunnen maken voor één bepaalde godsdienst. Ontkerstening is dan het gevolg van wat men cultuurrelativisme pleegt te noemen. In het tweede geval is ontkerstening het resultaat van gericht antichristelijk beleid.

Islamisering
De geschiedenis kent tal van antichristelijke heerschappijen. De kerkvervolging door de Romeinse keizers beoogde de uitroeiing van het geloof in Christus als Koning. Van 'ontkerstening' was in dit geval overigens geen sprake, om de simpele reden dat de cultuur nog niet gekerstend was. Politieke ontkerstening trad pas op vanaf de 7de eeuw toen grote delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten tot het moslimterritorium gingen behoren. Ofschoon de Arabische veroveraars in principe christenen tolereerden, deden zij er alles aan om de samenleving te islamiseren. Het gevolg was dat het christendom praktisch verdween op plaatsen waar het voorheen tot grote bloei was gekomen.

Franse Revolutie
Pas in de moderne tijd wordt het christendom geconfronteerd met politieke regimes die op systematische wijze de samenleving willen ontkerstenen. De Franse Revolutie, die begon in 1789, was aanvankelijk gericht tegen de wereldlijke macht van de RK-Kerk. Later richtten de revolutionaire machthebbers hun pijlen op het christelijk geloof zelf. In november 1792 leidde dat tot de officiële afschaffing van het christendom in Frankrijk en in de veroverde gebieden elders in Europa. Het bewind stichtte plechtig een nieuwe religie: de cultus van de rede. Die cultus werd later door Napoleon weer afgeschaft. Omdat Napoleon het politiek-strategisch verstandig vond de Franse katholieken te vriend te houden, sloot hij in 1801 zelfs een concordaat met de Kerk. Ofschoon het katholieke geloof in de 19e eeuw nog een grote bloei doormaakte, had de Franse Revolutie het christendom niettemin een grote slag toegebracht. De effecten ervan worden tot op de dag van vandaag gevoeld.

Russische revolutie
De communistische revolutie in Rusland in 1917 bracht de Russisch-Orthodoxe Kerk een enorme slag toe. Vanuit het marxistische principe dat godsdienst 'opium voor het volk' is, probeerden de sovjets niet alleen de sociaal-culturele invloed van de Kerk te breken, maar ook het christelijk geloof zelf uit te roeien. Dat leidde ertoe dat hele generaties verstoken bleven van christelijke scholing en verkondiging. Toch bleek na de omwenteling in 1991, dat zelfs na zeventig jaar van kerkvervolging en atheïstische indoctrinatie het christelijk geloof nog levend was. Sterker nog: de Russisch-orthodoxe Kerk herrees als een feniks uit de as. Symbool van deze wederopleving is de kerk van Christus de Verlosser in Moskou. Deze belangrijke kerk werd in de jaren twintig door Stalin opgeblazen. De dictator wilde op die plaats een gigantisch sovjetpaleis bouwen. Omdat de grond echter te drassig was, verscheen op die plek een nietszeggend zwembad. Na de omwenteling werd het zwembad gesloopt en kon de herbouw van de Christus de Verlosser beginnen. In 1997 was het werk klaar en kon het trotse orthodoxe godshuis plechtig worden ingewijd.

Nationaal-Socialisme
Het nationaal-socialisme was niet alleen antisemitisch maar ook antichristelijk. Ofschoon Hitler niet openlijk tot kerkvervolging overging, verwoestte zijn propagandamachine een aanzienlijk deel van de christelijke ziel van Duitsland. Christelijke waarden als naastenliefde, nederigheid, vreedzaamheid en eerbied voor het leven werden systematisch te grabbel gegooid. Haat, racisme, het recht van de sterkste, de verheerlijking van oorlog en doodsdrift kwamen ervoor in de plaats. Omdat Hitler en de zijnen zich regelmatig bedienden van een christelijke terminologie was het antichristelijk karakter van het nazisme niet voor iedereen meteen duidelijk. Veel christelijke leiders waarschuwden echter tegen het ontkerstende kwaad van de nazi's. De zalig verklaarde Nederlandse karmeliet Titus Brandsma noemde het nazisme 'het nieuwe heidendom'. In een preek uit 1942 hield hij zijn toehoorders voor: "Het christendom met zijn liefdeprediking heet uit de tijd te zijn en moet vervangen worden door de oude Germaanse kracht. Al wil het nieuwe heidendom de liefde niet meer, wij zullen - de geschiedenis indachtig - toch met de liefde dat heidendom overwinnen en onze liefde niet prijsgeven."

Atheïsme
Zoals gezegd kan ontkerstening optreden als een teken van de tijd, bijvoorbeeld ten gevolge van veranderingen in het denken. In de 19e eeuw kwam bijvoorbeeld het atheïsme op. Hierin wordt, met een filosofische onderbouwing, het bestaan van God of goden ontkend. Het zal duidelijk zijn, dat de opkomst en zegetocht van het Atheïsme in vele landen de ontkerstening sterk bevorderd heeft.

Seksuele revolutie
De nasleep van antichristelijke maatregelen uit de tijd van de Franse Revolutie en allerhande atheïstische theorieën bepaalden een groot deel van het West-europese intellectuele leven in de 19e eeuw. In Nederland leidden de Franse Revolutie en het atheïsme echter nauwelijks tot ontkerkelijking of ontkerstening. In onze verzuilde samenleving maakte het christelijk geloof in de eerste helft van de 20e eeuw zelfs een grote bloei door. Het was pas in de jaren zestig dat het christelijke geloof in Nederland aanhang verloor. Net als elders in de westerse wereld verlangde de jonge generatie naar vernieuwing. Oude waarden en normen werden bekritiseerd. Vooral op het gebied van gezag en seksualiteit was de roep om veranderingen het grootst. Omdat het christendom werd gezien als hoeder van oude waarden, vond dus tegelijk met de seksuele revolutie een ontkersteningsgolf plaats, die nog versterkt werd door de secularisatie.

De kerk als vijand
Ondanks de vernieuwingen die het Tweede Vaticaans Concilie doorvoerde, zagen steeds meer mensen de RK-Kerk als de vijand van de nieuw verworven morele vrijheid. Velen haakten af, en verlieten de Kerk, zeker toen duidelijk werd dat de Kerk een kernartikel van de seksuele vrijheid, de anticonceptie, zou blijven bestrijden. Het negatieve beeld dat veel Nederlanders lange tijd hadden van de katholieke Kerk als een 'achterlijk' instituut, stamt uit die tijd. Nog altijd wordt dit beeld, als een kerkelijk ambtsdrager zijn afkeuring over geboortebeperking weer eens uitspreekt, in veel media met een zekere graagte bevestigd.

New Age
Het moderne denken heeft volgens veel cultuurfilosofen een spirituele leegte gecreëerd. Al rond 1900 experimenteerde in heel het Westen een kleine avant-garde met allerhande nieuwe vormen van spiritualiteit. Toen in de jaren zestig secularisatie, Ontkerkelijking en ontkerstening bij hele volksmassa's een leegte sloeg, groeide een breed gedragen, populair verlangen naar nieuwe spiritualiteit. Een Nieuw Tijdperk (New Age) van geestelijke vrijheid en vervulling werd geprofeteerd. Het christelijk tijdperk zou hebben afgedaan: de Tijd van Vissen, het astrologisch symbool van Christus, gaat over in de Tijd van de Waterman. Eind jaren tachtig was de aanhang van de New Age in Nederland fors gegroeid. De verwerping van christelijke dogma's door veel goeroes van de nieuwetijdsreligie, maakte haar populair bij ontkerkelijkte christenen.

Ietsisme
In 2014 waren de christenen in Nederland ver in de minderheid. Overigens waren er ook meer niet-gelovigen dan gelovigen. Iets meer dan 25 procent van de bevolking noemde zich atheïst, terwijl 17 procent in het bestaan van God geloofde. Dat bleek uit representatief onderzoek van Ipsos, politicoloog André Krouwel en godsdienstpsycholoog Joke van Saane van de Vrije Universiteit in opdracht van dagblad Trouw. Zo’n 60 procent van de respondenten gaf aan ietsist of agnost te zijn. Ietsisten geloven dat er ‘iets moet zijn als een hogere macht of kracht’. Agnosten zeggen dat het onmogelijk is om kennis te hebben over het bestaan van een god of hogere macht.