Het liturgisch begrip ‘ostentatio’ duidt het tonen van de Hostie en Kelk door de priester aan het gelovigen aan.

Tonen

Het Latijnse zelfstandig naamwoord ostentatio hoort bij het werkwoord ostendere, dat 'tonen' betekent.



Aan het volk

In het kerkelijk jargon van de Latijnse traditie staat 'ostentatio' voor het tonen van brood en wijn na de Consecratie in de Mis. In de rubrieken van het Romeins Missaal van zowel de gewone (1970) als de buitengewone vorm (1962) staat dat de priester de Hostie en de Kelk dient te tonen 'aan het volk': ostende populo.

Omhoog heffen

In missen waar het altaar naar het oosten is gekeerd en de priester daarom de Mis met zijn rug naar het volk leest, houdt het tonen van de geconsecreerde gaven in dat hij Hostie en Kelk zo dient op te heffen dat de gelovigen ze goed kunnen zien. Hieruit is de verwarring ontstaan dat de opheffing zelf wordt beoogd, zodat het erop lijkt dat de priester Hostie en Kelk aan 'God in den Hoge' offert. Priesters die voorgaan in de eucharistie met het gezicht naar het volk en Hostie en Kelk heel hoog in de lucht houden, lijken zich te vergissen. Het gaat niet om elevatio (omhoog heffen) maar om ostentatio.

Aanbidding

Het doel van het tonen van Hostie en Kelk is de gelovigen de gelegenheid te geven het Lichaam en Bloed van Christus te aanbidden. Buiten de eucharistieviering kan de Hostie ook getoond worden. Dat gebeurt dan in een dienst waarbij de Hostie in een monstrans wordt geplaatst: Uitstelling van het Allerheiligste heet dat (zie het lemma Eucharistische Aanbidding).