De Passionisten zijn leden van de Congregatie van het Lijden van Christus. Deze kloostergemeenschap werd gesticht door Paulus van het Kruis (1694-1775). In de spiritualiteit van de passionisten staat het lijden van Jezus Christus centraal. Hun doel is de christelijke betekenis van het lijden te verduidelijken door gebed, prediking en dienst aan de lijdende medemens. Tegenwoordig telt de Congregatie van het Lijden wereldwijd ruim 2400 leden, werkzaam in 59 landen.

Congregatie van het Lijden
De naam 'passionisten' komt van het Latijnse passio, dat zowel 'hartstocht' als 'lijden' betekent. Vroeger was de officiële naam van de passionisten: Congregatie van de Ongeschoeide Clerici van het Allerheiligste Kruis en Lijden van Onze Heer Jezus Christus. Tegenwoordig luidt de naam: Congregatie van het Lijden van Jezus Christus. De verkorte Latijnse naam is Congregatio Passionis; vandaar dat passionisten CP achter hun naam hebben staan.

Paulus van het Kruis
De stichter van de Congregatie was de heilige Paulus van het Kruis. Het besef van Jezus' martelgang en wrede kruisdood hadden hem zo zwaar aangegrepen dat hij kluizenaar werd om dieper tot de zin ervan door te dringen. Als spoedig kwam hij tot het inzicht dat bezinning op het lijden van Christus leidt tot compassie met de mensen die in ellendige omstandigheden verkeren. Dit inzicht vormde het programma van de passionisten: gebed, meditatie, prediking en dienstbaarheid.

Ascese, boete en naastenliefde
Sint Paulus van het Kruis werd in 1694 als Francesco Paolo Danei geboren in het Noord-Italiaanse plaatsje Ovada. Na een tijd bij zijn vader in de handel te hebben gewerkt, besloot Paolo zijn leven in dienst van Christus te stellen. Hij deed afstand van al zijn bezittingen en begon een leven van ascese, boete en naastenliefde.

Visioen van Maria
Naar eigen zeggen zou Paolo een verschijning hebben gehad van de Heilige Maagd Maria. Gekleed in een zwart habijt zou zij hem hebben opgedragen een gemeenschap te stichten die permanent rouwt om de dood van haar Kind. Paolo verbleef toen in het stadje Castallazzo in het bisdom Alessandria. Hij vertelde de plaatselijke bisschop, Arborio di Gattinara, wat hij had ervaren. Die geloofde hem en bekleedde hem op 22 november 1720 met het zwarte habijt dat Maria hem had opgedragen te dragen uit rouw om haar zoon. Vanaf dat moment droeg hij de naam Paolo della Croce (Paulus van het Kruis). Aangemoedigd door bisschop Arborio trok Paolo zich terug in een torenkamertje van de kerk van Castallazzo en schreef er een leefregel voor zijn toekomstige communiteit. Deze vormde de basis van zijn kloosterregel, die in 1741 door paus Benedictus XIV zou worden goedgekeurd.

Prediking onder de armen
Paolo werd in 1727 tot priester gewijd. Een jaar later trok hij zich met zijn broer Giovanni Battista terug op de berg Argentaro op het Toscaanse schiereiland Orbetello. Daar stichtte hij samen met enkele volgelingen het eerste passionistenklooster. Steeds meer begonnen de eerste passionisten zich toe te leggen op de prediking onder de armen van Noord-en Midden-Italië. Paus Clemens XII bevestigde hen daarin en verleende hun de titel 'apostolisch missionaris'; dat betekende dat zij in diens naam het Evangelie verkondigden. In 1771 stichtte Paolo de vrouwelijke en zuiver comtemplatieve tak van de congregatie: de Passionistinnen.

Heilig verklaard
Paulus van het Kruis stierf op 18 oktober 1775 in Rome. Zijn lichaam ligt begraven in de Romeinse basiliek SS. Giovanni e Paolo. Het bijbehorende klooster werd door paus Clemens XIV aan de passionisten geschonken. In 1867 werd Paolo door paus Pius IX heilig verklaard.

Verspreiding buiten Italië
Tot aan Paolo's dood in 1775 werden er in heel Italië nog elf kloosters gesticht. Het eerste klooster buiten Italië werd in 1840 gevestigd in het Belgische plaatsje Ere. Vanaf toen verspreidde de congregatie zich over Engeland, de Verenigde Staten, Frankrijk, Ierland, Schotland, Mexico, Spanje, Brazilië, Argentinië en Australië. In Nederland vestigden de passionisten zich voor het eerst in 1853 en wel in het Limburgse dorp Herten. Na de opheffing van deze vestiging verscheen in 1907 een nieuw klooster in Mook, dat als de bakermat van de Nederlandse passionistenprovinice wordt beschouwd. Daarna kwamen er kloosters in Haastrecht (1922), Maria-Hoop (1925) en Grave (1986). Na 1920 vestigden de passionisten zich onder meer in Duitsland, Oostenrijk, Portugal en Canada. Passionisten werden ook als missionarissen uitgezonden naar Bulgarije, Peru, China, Congo en Indonesië. Tegenwoordig telt de Congregatie van het Lijden wereldwijd ruim 2400 leden, werkzaam in 59 landen. In Nederland zijn er momenteel ongeveer 60 passionisten en 25 passionistinnen.

Vierde gelofte
Behalve de drie traditionele kloostergeloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid leggen de passionisten ook nog een vierde gelofte af: de toewijding tot het bevorderen van een spiritualiteit die het lijden van Christus centraal stelt. "Krachtens deze gelofte verplichten wij ons ertoe de herinnering aan het lijden van Christus in woorden en daden te bevorderen en zo de betekenis en de waarde ervan te verdiepen voor iedere mens en voor het leven van de wereld", aldus artikel 6 van de constituties van de congregatie.

Organisatie
De congregatie is opgedeeld in provincies die min of meer samenvallen met de landen waar de passionisten werken. Deze worden bestuurd door een gekozen provinciaal-overste en een raadgevend orgaan. In Rome resideert de generaal-overste, die aan het hoofd van de wereldwijde congregatie staat. Hij is rechtstreeks gehoorzaamheid verschuldigd aan de paus. Het generalaat bevindt zich in het klooster van SS. Giovanni e Paolo op de Caelius, een van de zeven heuvelen van Rome.

Kloostertenue
Het officiële tenue van de passionisten bestaat uit een zwart habijt, een leren gordel, een tot aan de knieën reikende van voren openvallende mantel en sandalen. In tropische landen wordt het zwarte habijt vaak vervangen door een wit of blauw habijt. Op habijt en mantel prijkt op het linker borstgedeelte een embleem dat bestaat uit een hart, een kruis, drie spijkers en een tekst. De tekst luidt: JESUS XPI PASSIO, dat 'De Passie van Jezus Christus' betekent.

Heiligen en zaligen
Onder de passionisten bevinden zich tientallen heiligen, zaligen en eerbiedwaardigen. De heilige passionisten zijn: Paulus van het Kruis (1694-1775), Karel Houben (1821-1893), Gabriele Possenti (1838-1862), Vincenzo Strambi (1745-1824) en Innocenzo Canoura (1887-1934). Binnen de congregatie worden ook Gemma Galgani (1878-1903) en Maria Goretti als passionistische heiligen beschouwd, hoewel zij geen lid van de congregatie waren. De eerste was een mystica die graag passionistin had willen worden, de tweede was parochiaan van een passionistenparochie.