Het pelagianisme is een theologische opvatting die door de Katholieke Kerk wordt opgevat als een dwaalleer. Pelagianen menen dat de mens op eigen kracht de goddelijke geboden kan onderhouden en zijn eigen heil kan bewerken.
Het pelaganisme is genoemd naar Pelagius, een Britse of Ierse monnik uit de vierde en vijfde eeuw die een streng ascetisch leven leidde. Hij verbleef een tijd lang in Rome. Toen de Visigoten onder leiding van koning Alarik Rome binnenvielen, vluchtte Pelagius naar Carthago.
Pelagius is vooral bekend geworden door Sint-Augustinus van Hippo, die zich vanaf 412 fel tegen zijn opvattingen afzette.
Pelagius verdedigde het bestaan van de vrije wil. Tegenover het Manicheïsme, dat in zijn optiek het Kwaad even machtig maakte als God, zei hij dat de mens door Christus na te volgen in staat is geheel te leven in overeenstemming met Gods wil. Augustinus, die verdedigde dat de genade van God heilsnoodzakelijk was, werd door Pelagius ervan verdacht dat hij nog steeds onder invloed stond van de manicheeërs.
In de ogen van Pelagius was alles wat God geschapen had goed. Hij zag dus niet in dat het gehele mensengeslacht na de zonde van Adam in het verderf zou zijn gestort. Augustinus daarentegen verdedigde het standpunt van de oer- of erfzonde.
Pelagius achtte de genade van God bij het menselijk streven naar morele volmaaktheid behulpzaam, maar niet noodzakelijk. Overigens leerde hij wel dat de mens dankzij Gods genadige openbaring weet hoe men zich dient te gedragen.
Nadat Pelagius’ leerling Orosius de standpunten van zijn meester op de Synode van Jeruzalem in 415 had gepresenteerd, begon ook Sint-Hieronymus de pelagiaanse stellingen aan te vallen.
De pelagiaanse stellingen werden in 415 op de Synode van Diospolis veroordeeld. Pelagius zelf ontliep excommunicatie omdat het hem lukte de synodevaders ervan te overtuigen dat de naar hem vernoemde leer niet overeenkwam met wat hij eigenlijk vond. Het Afrikaanse bisschoppencollege veroordeelde het pelagianisme op de synodes van Carthago en Mileve in 416. Bisschop Innocentius I van Rome bekrachtigde de Afrikaanse veroordelingen in 417. Zijn opvolger Zosimus excommuniceerde Pelagius en veroordeelde diens leer in zijn Epistola tractoria (418). Ook het Oecumenisch Concilie van Efeze in 431 veroordeelde het pelagianisme.