Met de term ‘pentarchie’ wordt het vijftal patriarchaten van de katholieke christenheid in het Romeinse Rijk aangeduid. De vijf patriarchaten zijn:
1. Rome
2. Constantinopel
3. Antiochië
4. Alexandrië
5. Jeruzalem
In de oudste kerkelijke wetboeken worden drie bisschoppen aangewezen die het hoogst in rang staan in de bisschoppelijke hiërarchie. Zij worden 'patriarchen' genoemd, van het Griekse patèr (πατηρ = 'vader') en archos (αρχος = 'aanvoerder', 'heerser'). Het betreft de bisschop van Rome, de bisschop van Antiochië en de bisschop van Alexandrië in Egypte. Zij staan aan het hoofd van de kerken die door de apostel Petrus of diens leerling zijn gesticht (Sint Marcus wordt aangewezen als de stichter van de kerk van Alexandrië).
Patriarchaten
Een patriarch stond aan het hoofd van een patriarchaat, een territorium binnen het Romeinse Rijk. Deze territoria waren verdeeld in clusters diocesen. Aan het hoofd van elk diocees stond een bisschop, die weer verantwoording schuldig was aan een metropoliet, de bisschop van de machtigste stad binnen het cluster diocesen.
Jeruzalem
De aanvankelijke triarchie (tri = drie) maakte plaats voor een pentarchie (penta = vijf). Om te beginnen werd Jeruzalem aan de lijst toegevoegd. Na de Constantijnse omwenteling begonnen christenen vaker te pelgrimeren naar het Heilig Land. De behoeder van de heilige plaatsen was de bisschop van Jeruzalem. Hij werd beschouwd als de opvolger van Sint Jakobus, de leider van de oerkerk van Jeruzalem. Kerkrechtelijk viel de bisschop van Jeruzalem onder de metropoliet van Caesarea, die weer ressorteerde onder de patriarch van Antiochië. In de vijfde eeuw werd deze ordening echter onhoudbaar geacht. Het Concilie van Chalcedon (451) onttrok de diocesen van Palestina en Arabia aan het Antiocheense patriarchaat en vormde zo het patriarchaat Jeruzalem.
Constantinopel
De tweede verandering was de positie van Constantinopel, door keizer Constantijn de Groteverheven tot nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk. De oosterse concilievaders van Chalcedon hadden in afwezigheid van de legaten van de paus bepaald dat de bisschop van Constantinopel de tweede patriarch van de christenheid moest worden, gezien de machtspositie van Constantinopel als het Nieuwe Rome. Toen de pauselijke legaten daarvan in kennis waren gesteld, bekrachtigden zij de bepaling met tegenzin.
Sint Leo
Paus Leo de Grote bekrachtigde de tweede positie van Constantinopel in de nieuwe hiërarchie, maar hij maakte er wel een belangrijke aantekening bij. Daarmee gaf hij aan dat de tweede positie van Constantinopel in de pentarchie eigenlijk onterecht was. Leo I wees er op dat het primaatschap van de bisschop van Rome niet was afgeleid van de macht van de stad Rome, maar van het feit dat Sint Petrus, de 'prins der apostelen', de zetel had ingesteld. De politieke status van de stad waar de zetel stond was geen criterium voor de patriarchale rang, maar de apostolische oorsprong van die zetel. Was het dan terecht dat Constantinopel prevaleerde boven Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem? Hun zetels waren immers wel door apostelen ingesteld en die van Constantinopel niet.
Oecumenische patriarch
Na verloop van tijd werd besloten om het hoofd van de kerk van Constantinopel met 'oecumenische patriarch' aan te duiden, vanwege zijn centrale rol in het Romeinse en later Byzantijnse imperium; 'oecumenisch' betekent immers letterlijk 'de bewoonde wereld betreffend'. Bij de officiële opheffing van het Grote Schisma in 1964 werd de titel voor het eerst erkend door de paus van Rome.
Andreas en Stachys
Het stak de gelovigen van Constantinopel dat hun kerk geen apostolische oorsprong zou hebben. De lokale traditie wees Sint Andreas, de broer van Sint Petrus, aan als de eigenlijke stichter van de kerk van Byzantium, het latere Constantinopel. Het was Andreas die Stachys de handen had opgelegd en had aangewezen als de eerste episkopos van Byzantium. Bovendien behoorde Sint Stachys volgens de Byzantijnse overlevering tot de Zeventig Discipelen van Jezus. Daarmee werd het argument van paus Leo I met terugwerkende krachteloos gemaakt.
In Rome waren vijf basilieken verbonden met de tijdens de Kruistochten opgerichte Latijnse patriarchaten van de pentarchie. Deze vijf zogeheten patriarchale basilieken zijn:
- San Giovanni in Laterano – Patriarch van het Westen (paus)
- San Pietro in Vaticano – Patriarch van Constantinopel
- San Paolo fuori le Mura - Patriarch van Alexandrië
- Santa Maria Maggiore – Patriarch van Antiochië
- San Lorenzo fuori le Mura – Patriarch van Jeruzalem
Patriarchen buiten de pentarchie
De christelijke wereld van de oudheid was groter dan het Romeinse Rijk. Ook oude christelijke koninkrijken als Ethiopië en Armenië claimden dat hun christengemeenten een apostolische oorsprong hadden, dat wil zeggen dat zij teruggaan op de prediking van een of meerderde apostelen; zo zou de Kerk van Ethiopië zijn gesticht door Sint Mattheüs en de Kerk van Armenië door Sint Judas Thaddeüs en Sint Bartholomeüs. De nestoriaanse Kerk van het Oosten (o.a. in Perzië en India) zou teruggaan op Sint Thomas. Ook deze kerken buiten de Latijnse, Griekse en Arabische wereld kennen een patriarch als hoogste gezagsdrager.