Het herhaaldelijk op Allerzielen in- en uitlopen van een kerk om daarmee voor de zielen in het vagevuur een bijzondere aflaat te verdienen, werd in Nederland en Vlaanderen pesjoenkelen genoemd.

Het pesjoenkelen dateert van het Rijke Roomse Leven. Sinds het afnemende geloof in het vagevuur is het in Nederland in onbruik geraakt.

Portiuncula
Het woord pesjoenkelen komt van de Italiaanse naam Porziuncola, dat verwijst naar een franciscaans heiligdom in Umbrië. Daar ontstond de zogenaamde Portiuncula-aflaat, te verdienen op de 2de augustus door het bezoeken van een kerk.

Toties quoties
Vanaf de 14de eeuw was de Portiuncula-aflaat een zogeheten toties-quoties-aflaat, dat wil zeggen dat deze zo vaak als mogelijk te verdienen valt. Aanvankelijk gold deze regeling alleen in Portiuncula, maar daarna ook in alle franciscaanse kerken en later in alle parochiekerken. Het betrof hier een volle aflaat die te verdienen was elke keer als je een katholiek godshuis bezocht, zelfs als dat betekende dat je meerdere keren achter elkaar dezelfde kerk in- en uitliep.

Allerzielen
Het pauselijk gezag verleende ook de mogelijkheid om op Allerzielen (2 november) voor de zielen in het purgatorium (vagevuur) een volle (toties-quoties)-aflaat te verdienen door het bezoek aan een kerk. Aangezien dit gebruik lijkt op de praktijk van de Portiuncula-aflaat werd het daarbij behorend kerkbezoek portiunculere (verbasterd naar pesjoenkelen) genoemd.