In de Westerse en de Oosterse Kerken zijn priesters de naaste medewerkers van de bisschoppen. Zij treden bij de sacramentenbediening handelend op in de persoon van Christus.
Ouderling
Ons Nederlandse woord priester komt van het Griekse woord voor ‘oudere’: πρεσβυτερος (presbuteros). Het is de vergrotende trap van πρεσβυς (presbus), dat ‘oud’ betekent. In het hellenistische jodendom duidt πρεσβυτερος een lid van een raad aan, hetzij van de plaatselijke synagoge, hetzij van het Sanhedrin (de Hoge Raad). Dit blijkt ook uit de Evangeliën en de Handelingen der Apostelen. In de vroege kerk wordt het woord ook gebruikt voor leiders van christengemeenten. Het is goed mogelijk dat de christenen dit hebben overgenomen van de joodse traditie.
Zorg voor de kudde
In de Eerste Brief van Petrus spreekt de auteur de presbuteroi vermanend toe: “Zorg voor de kudden van God waarvan u de herders bent; hoed ze zoals God het wil: niet uit dwang, maar vrijwillig, niet uit winstbejag, maar met toewijding. Speel niet de baas over hen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, maar wees een voorbeeld voor de kudde” (1 Pe 5,1-3). De presbuteroi zijn in de nieuwtestamentische geschriften echter moeilijk te onderscheiden van de ‘opzichters’ (episkopoi); wel van de ‘helpers’ (diakonoi).
Charisma
In de brieven van Sint Paulus wordt nooit gesproken over een raad van ouderen. De ‘Apostel der Heidenen’ koppelt het kerkelijk leiderschap aan bijzondere gaven van de Heilige Geest. Leiders, episkopoi en presbuteroi, worden geroepen en voor hun taak toegerust met een charisma. Een ‘oudere’ baseert in de Paulijnse gemeenten zijn leiderschap niet op zijn leeftijd, levenservaring of wetskennis, maar op uitverkiezing.
Ondergeschikt aan episkoop
De heilige Ignatius, hoofd van de kerk van Antiochië, brengt een duidelijk onderscheid aan tussen de lokale gemeenteleider (episkopos) en de ouderen (presbuteroi). De laatste hebben zitting in een raad en zijn ondergeschikt aan de ene episkopos. Dit monarchale model van Antiochië werd echter niet door de gehele christenheid gehanteerd, maar nam wel steeds meer de overhand.
Hiërarchie
Na enkele eeuwen tekent zich in de christenheid een duidelijke hiërarchie af. De episkopoi(bisschoppen) zijn de leiders van de lokale kerken. Zij worden beschouwd als de opvolgers van de apostelen. Dat wil zeggen dat zij ook beschikken over apostolische volmachten, waardoor zij Christus in de gemeente present kunnen stellen. Hun medewerkers zijn de presbyters en de diakens.
Drie graden wijdingssacrament
De Catechismus van de Katholieke Kerk verwoordt het aldus: "Christus, die de Vader heeft geheiligd en naar de wereld heeft gezonden, maakte via zijn apostelen hun opvolgers - namelijk de bisschoppen - zijn wijding en zending deelachtig. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graden aan verschillende personen in de Kerk op wettige wijze doorgegeven. Hun diensttaak is in ondergeschikte graad overgedragen aan de priesters, opdat dezen in de rang van het presbyteraat opgenomen, medewerkers van de bisschop zouden zijn, om op een juiste wijze de door Christus toevertrouwde apostolische zending ten uitvoer te brengen" (nr. 1562).
Sacerdos
Het presbyteraal ambt staat in verbinding met het bisschopsambt. De bisschoppen hebben het volledige priesterschap, dat wil zeggen in de betekenis van sacerdos (Latijn voor 'cultisch voorganger'). De presbyters delen daarin. Als we in het Nederlands het woord ‘priester’ gebruiken en toepassen op het katholieke geloof dan heeft dat twee betekenissen: presbyter en sacerdos. Het sacerdotale aspect van het kerkelijk ambt heeft betrekking op het liturgisch offerwerk. De christelijke godsdienst kent geen sacerdotes in eigenlijke zin, omdat Christus met het geven van zijn leven het ene, volmaakte en definitieve offer heeft gebracht. De episkopen als eerste voorgangers van de christelijke cultus stellen het ene offeraarschap van Christus present in de eucharistie. De presbyters delen in dit episcopale priesterschap.
Drievoudig ambt
De priesters (in de zin van presbyters) delen ook in het gezag waarmee Christus zelf zijn Lichaam (= de Kerk) opbouwt, heiligt en bestuurt. De priesters participeren met andere woorden in de drievoudige hoedanigheid van Christus: als Sacerdos, als Profeet en als Koning. Dit veronderstelt dat priesters eerst de drie initiatiesacramenten hebben gehad en daarna een wijding hebben ondergaan, waardoor ze als het ware ‘gelijkvormig aan Christus’ geworden zijn. Deze wijding is evenals het Doopsel en het Vormsel een eeuwigdurend merkteken. (zie verder het lemma Wijdingssacrament.)
Drie taken
De eerste taak van de priesters (zowel bisschoppen als presbyters) is het celebreren van de eucharistie. Wanneer zij daarin voorgaan treden zij handelend op in de persoon van Christus, dat wil zeggen: Christus zelf treedt door middel van de priester op. Een presbyter die deze voorname priesterlijke taak verwaarloost, zal vroeg of laat een ernstige crisis beleven. De tweede taak is profetisch van aard. Zij behelst de verkondiging van het Evangelie. De derde taak is herderlijk en koninklijk. De priester dient de kudde door leiding te geven aan de aan haar toevertrouwde geloofsgemeenschap.
Nooit los van bisschop
Priesters mogen en kunnen hun ambt slechts uitoefenen in afhankelijkheid van hun bisschop en in gemeenschap met hem. Het presbyterale ambt is volgens de katholieke ambtstheologie een afgeleide van het episcopale ambt. “De belofte van gehoorzaamheid die zij tijdens de wijding voor de bisschop afleggen en de vredeskus van de bisschop op het einde van de wijdingsplechtigheid duiden aan, dat de bisschop hen als zijn medewerkers, zijn zonen, zijn broeders en vrienden beschouwt en dat zij hem van hun kant liefde en gehoorzaamheid verschuldigd zijn”, aldus de Catechismus van de Katholieke Kerk (1567).
Seculier en regulier
Alle priesters die door de wijding in de rang van het presbyteraat zijn opgenomen, zijn in sacramentele broederschap nauw met elkaar verbonden. Vooral echter in het bisdom, waar zij voor de uitoefening van hun dienstwerk onder een eigen bisschop zijn aangesteld, vormen zij één presbyterium. Naast diocesane (of seculiere) priesters zijn er ook priesters van religieuze orden, congregaties en apostolische sociëteiten. Ook zij beloven gehoorzaamheid aan een bisschop, maar geven dat vorm door de gehoorzaamheid aan hun overste. Deze oversten staan immers in dienst van de universele kerk, die wordt bestuurd door de Bisschop van Rome (paus) en de overige leden van het wereldwijde bisschoppencollege (wereldepiscopaat).
Pastoor
Priesters kunnen diverse taken toebedeeld krijgen. Het voornaamste ambt dat een seculiere priester kan bekleden is dat van pastoor. Priesters die de zorg hebben voor zijn collega’s in een bepaald gebied van een diocees, worden dekens genoemd. Parochiepriesters die geen pastoor zijn, kunnen pastor, parochievicaris, onderpastoor of kapelaan genoemd worden. Priesters die zijn aangesteld over een geloofsgemeenschap die behoort tot een bepaalde orde, congregatie, apostolische sociëteit of prelatuur worden rector genoemd. Soms zijn priesters ook vrijgesteld van pastorale verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld als zij wetenschapper of curiebeambte zijn; dat neemt niet weg dat zij dan niet kunnen voorgaan in liturgische diensten of biechtgesprekken kunnen voeren.
Kleding
Priesters van de Latijnse Kerk dragen tijdens de eucharistie boven hun witte albe, een stola en een kazuifel. Volgens de buitengewone vorm van de Romeinse Ritus wordt de stola gekruist over de borst gedragen; volgens de gewone vorm parallel naar beneden. In liturgische vieringen die geen Mis zijn, draagt de priester boven zijn zwarte toog een witte superplie of albe, een stola en eventueel een koormantel. Buiten de liturgie hangt het dagelijks tenue af van de voorschriften van elke bisschoppenconferentie. De meeste priesters dragen een witte boord boven een zwart overhemd.
Celibaat
In de Latijnse Kerk worden priesterkandidaten in de regel gekozen uit de groep mannelijke gelovigen die het charisma van het celibaat hebben ontvangen. Dat wil zeggen dat zij geroepen zijn om ongehuwd en kuis door het leven te gaan en daartoe van de Geest de kracht krijgen. Soms worden in het Westen ook gehuwden tot de priesterwijding toegelaten. Dat komt bijvoorbeeld voor als protestantse ambtsdragers of anglicaanse priesters katholiek geworden zijn en zich na hun overgang kandidaat stellen voor het priesterschap in de Rooms-Katholieke Kerk. In het Oosten, zowel in de katholieke als de oosterse kerken, worden ook gehuwde mannen tot de priesterwijding toegelaten. Maar een ongehuwde priester mag er niet trouwen. Bisschoppen worden in het Oosten gekozen uit de monnikengemeenschap; monniken hebben de celibaatsgelofte afgelegd.
Witte Donderdag
Tijdens de avondplechtigheid van Witte Donderdag wordt de instelling van het priesterschap door Christus herdacht. Die ochtend of de avond ervoor komen priesters samen rond hun bisschop waar hij in zijn kathedraal de sacramenele oliën wijdt tijdens de zogeheten Chrismamis.