Sint Benedictus van Nursia (480-547) schreef voor zijn monniken een kloosterregel. Dit document had niet alleen een grote invloed op het religieuze leven van de Latijnse Kerk, maar ook op de Europese cultuur.

door Br. Benoît Standaert OSB

Vier typen monniken

Benedictus van Nursia leidt zelf zijn Regel in, en wel met een dubbele inleiding, zoals hij ook met een dubbel slot zijn tekst afrondt. Hij laat alles voorafgaan door een warme proloog waarin hij zijn lezer heel direct aanspreekt en uitnodigt moedig de school binnen te gaan waarin geleerd wordt hoe de Heer te dienen. Daarna, in hoofdstuk 1, situeert hij het type monnik waarvoor hij kiest, te midden van een waaier van vier typen. Het sterke type dat hij aanprijst is dat van de gemeenschapsmonniken, de cenobieten, gevestigd op één plaats, onder een regel en een abt. Op het einde, met hoofdstuk 72, resumeert hij alles in een kleine litanie van tien sleutelprincipes die allemaal vorm geven aan wat hij noemt de 'goede ijver'. Daarop volgt een slothoofdstuk waarin hij nog aanreikt met welke literatuur we verder kunnen optrekken op de weg naar het volmaakte, voorbij die schamele 'regel voor beginnelingen'.

Minimum

In zijn eigen ogen is zijn Regel immers slechts een minimum. Benedictus' blik op de geschiedenis is opvallend bescheiden als hij zijn eigen generatie beschouwt. Wij, luie, vadsige nietsnutten kunnen alleen maar blozen van schaamte, vindt hij, in vergelijking met wat de Oudvaders deden, een eeuw of twee eerder. Hij is dan ook bewust laagdrempelig in zijn monastieke voorschriften en bepalingen. Hij denkt nochtans al schrijvend ook aan broeders die nog elders leven dan te Zuiden van de stad Rome, tot in streken waar het behoorlijk koud kan zijn of waar geen wijn wordt verbouwd. Zijn tekst, hoe gematigd en bezorgd ook om steeds haalbaar te blijven, zou best een brede verspreiding kunnen genieten, gelooft hij dan toch.

Paradox

De paradox van dit document is dat het heel vlug zeer hoog geprezen zal worden. Reeds de biograaf van Benedictus, de heilige paus Gregorius de Grote, noteert geen veertig jaar na diens dood, dat de heilige abt Benedictus 'een regel voor monniken schreef die uitmunt door gematigdheid en duidelijke taal'. Daarin 'schitterde de man Gods door zijn wijsheid en leer' (Dialogen II, 36). De Ierse abt en missionaris Columbanus (+615) schreef zelf een Regel die nog wel twee eeuwen lang samen met die van Benedictus in vele kloosters in het Westen van kracht zal zijn. Maar wanneer Benedictus van Aniane, begin negende eeuw, alle nog bestaande regels in één codex verzamelt, dan privilegieert hij kort daarop de tekst van Benedictus die hij stelselmatig aan alle abdijen binnen het rijk van Karel de Grote zal opleggen. Tot aan de dertiende eeuw met de komst van de nieuwe bedelordes en de eerste karmelieten, zal die ene Regel van Benedictus over heel Europa, van Schotland tot in Polen, als de gebruikelijke levensnorm gelden.

Samenvatting van Evangelie

Zelfs een Bossuet, de grote predikant uit de 17de eeuw, looft de verdiensten van dit oude document: 'Deze Regel biedt in 't kort een overzicht van het christendom, een gestaafde en diepzinnige samenvatting van geheel de leer van het Evangelie, van alle instellingen van de heilige Vaders, van alle raden van volmaaktheid. Daar zien we op uitmuntende wijze de voorzichtigheid en de eenvoud, de nederigheid en de moed, de strengheid en de zachtmoedigheid, de vrijheid en de volgzaamheid. Daar krijgt de correctie heel haar stevigheid, de neerdalende liefde heel haar aantrekkelijkheid, het bevel voeren zijn sterkte en de onderdanigheid haar rust, de stilte zijn ernst en het woord zijn genade, de kracht zijn toepasselijkheid en de zwakheid haar steun. Niettemin noemt hij zelf zijn regel een begin, om ons voortdurend te voeden met schroom'.

Andere regelschrijvers

Ook John Henry Newman, twee eeuwen later, liet zich door Benedictus' Regel inspireren om zijn leven in te richten in het Oratorium van Birmingham. Hij wijdde zelf twee van zijn Historische Schetsen aan de zending van Benedictus en de scholen. Voor hem is de benedictijner monnik een kind en een dichter, in tegenstelling tot Franciscus en Dominicus die hij met de adolescentie vergelijkt en met de wetenschap associeert, terwijl Ignatius van Loyola dan samenvalt met de rijpere, volwassen leeftijd in het geestelijke leven. In het eerste stadium overweegt de verbeelding, in het tweede de wetenschap, in het derde de voorzichtigheid (prudence).

Uitstraling

Tot op vandaag blijft men zich verwonderen over de uitstraling die men aan dit ene document toekent. De Franse denker Jean Guitton verklaarde nog eind vorige eeuw: 'Het doel van zijn Regel is de mens in de vrede te vestigen. De benedictijner geest is verwant met die van Vergilius, valt samen met de maat van de Grieken, met de ataraxie van de Stoïcijnen; hij is het geloof van Abraham en van Mozes, doordrongen van menselijkheid; hij is de gastvrijheid, de geest van openheid voor alles en allen; de minzame intimiteit. Hij is vooral de schoonheid van alle uren van de dag, alsof elk uur reeds een kleine eeuwigheid bevat. (…) Benedictus recapituleerde de geliefde maat van de Grieken, de regel van de Romeinen, de geest van aanbidding van de Hebreeën die de Egyptische woestijnvaders inspireerde. Tegelijk kondigde Benedictus de Middeleeuwen aan en bereidde hij Europa voor'.

Actueel

Anselm Grün, zelf benedictijn, en filosoof Wil Derkse, oblaat van de Orde van Sint Benedictus, weten in onze generatie die ene Regel aantrekkelijk te maken zelfs voor managers en allerlei vormingsverantwoordelijken. Zo zien we nog hoe benedictijner abdijscholen recentelijk, eerst in het Engels, nu ook in het Duits en in het Nederlands, de Regel zo transponeren dat er voor elke dag van het schooljaar een fragment kan worden voorgelezen met een nabeschouwing en een kort slotgebed. De dag begint aangepord en verlicht door iets van Benedictus' wijze vermaningen of heel praktische schikkingen.

Patroon van Europa

Benedictus en zijn Regel zijn verbluffend omwille die onvoorspelbare nawerking in de eeuwen die ons van hem scheiden. Geen vijftig jaar geleden riep paus Paulus VI hem zelfs uit tot Patroon van Europa, een titel die hij, sinds Johannes Paulus II, mag delen met de twee Slavische monniken, Cyrillus en Methodius, uit de negende eeuw, en met drie heilige vrouwen: Catharina van SienaBirgitta van Zweden en Edith Stein.

Bronnen

Is Benedictus verrassend groot geworden in latere eeuwen, hoe moeten we hem beschouwen tegen de achtergrond van zijn tijd en binnen de periode van de Kerkvaders en van de eerste christelijke monniken? Tussen het einde van de vierde eeuw en dat van de zevende telt men ongeveer dertig documenten die als monastieke regels golden. Binnen de traditie van dat genre komt Benedictus (midden de zesde eeuw) met zijn Regel voor monniken bijna aan het einde van deze geschiedenis. Hij is een trechter ten opzichte van alles wat aan hem voorafgaat en een gieter voor alle monastieke regels na hem. Benedictus kent rechtstreeks de vier grote bronnen uit het hele begin (4de eeuw): de Woestijnvaders met hun Vadersspreuken, Pachomius wiens regels door Hiëronymus in het Latijn werden vertaald, Basilius, eveneens in het Latijn vertaald en wel door Rufinus, en Augustinus wiens Regel oude tradities uit Palestina en Egypte (de Kellia) verwerkt. Met de latere Regels uit het milieu van Lérins, nabij Marseille is Benedictus eveneens vertrouwd, zoals met de geschriften van Johannes Cassianus, een eeuw vóór hem. Zijn meest directe bron, de anonieme Regel van de Meester, uit het begin van de zesde eeuw en zeer vermoedelijk nabij Rome ontstaan, vormt het document dat hij in structuur en verwoording het meest van nabij volgt, ook al laat hij ruim twee derden ervan weg. Wie de bronnen van de Regel van Benedictus opspoort, wordt in zijn onderzoek er vlug duizelig van. Bij de abt van Monte Cassino komt al het toenmalig bekende in Oost en West bij elkaar: tradities uit Egypte, Palestina, Kappadocië, Noord-Afrika, Zuid-Gallië en zelfs uit Rome en omstreken vinden weerklank in dit ene document van het midden van de zesde eeuw. Niemand deed hem dit voor, en na hem zullen allen rekening houden met zijn uniek document.

Doorleefde synthese

Toch staan we bij Benedictus niet voor een oppervlakkige collage van ontleningen maar voor een doorleefde synthese. Oost en West, tradities van kluizenaars en die van gemeenschapsmonniken, Augustinus en Cassianus, in hun tijd frontaal aan elkaar tegengesteld, krijgen binnen de geestelijke ruimte van Benedictus elk een geïntegreerde plaats. Het zuiver verticale model van de relatie vader/meester tegenover de zoon/leerling wordt wijselijk verrijkt door het horizontale model van de onderlinge relaties van vriendschap en broederlijke ondersteuning. Het eerste komt van de oudste woestijntraditie, het tweede vooral van Augustinus en Basilius. Beide perspectieven samen zijn langzaam tot een evenwichtige integratie gegroeid waarvan vooral de laatste, geheel originele hoofdstukken van de Regel een gerijpt getuigenis afleggen.

Soepel

Benedictus als wetgever heeft zin voor bondige praktische principes, met Romeinse stevigheid in geijkte formules gefrappeerd. Maar zijn denken blijft in alle omstandigheden soepel: nooit zal hij met kracht op één punt hameren zonder onmiddellijk ook de mogelijke uitzonderingen in te schatten en genuanceerd te formuleren. Vaak lijkt hij als een koorddanser die over een evenwichtsstok beschikt: hij wandelt sereen tussen vele uitersten en kiest in elk concreet veld – bidden of werken of rusten, in tijd en in ruimte – voor het nederig haalbare zonder excessen. Het absolute van een principe is pas helemaal praktisch wanneer ook met uitzonderingen rekening gehouden wordt.

Complex

Dit rijke document is in zijn geheel behoorlijk complex. Naast een geestelijk directorium en een liturgisch draaiboek vindt men ook een uitgewerkte strafcode en bepalingen over bepaalde functies, dienstregelingen, aanstellingen, opname van nieuwe broeders, onthaal van verschillende typen gasten, regelingen met de wereld buiten het klooster… Toch kan men ook kleinere eenheden aanwijzen die als 'een regel binnen de regel' dienen. Dit geldt zowel voor het hoofdstuk 4 met zijn 72 korte leefprincipes als voor de ladder met de twaalf sporten van nederigheid, in het hoofdstuk 7. Heel het leven van de monnik in al zijn relaties weerspiegelt zich in die ene ladder. Zo krijgen we nog een origineel résumé in het reeds aangehaalde voorlaatste hoofdstuk, met tien snedige principes die inhoud geven aan de ene zorg van de monnik: zich toeleggen op de goede ijver die leidt naar God en naar het eeuwige leven.

Triades

Sommige kenners hebben bovendien de nadruk gelegd op de vele triades in de Regel: drie punten, drie kenmerken, drie eigenschappen, drie deugden die het geheel omvatten en de identiteit ten volle uitbouwen. Zo zijn er uiteraard de drie benedictijner geloften – stabiliteit, monastieke levenswandel en gehoorzaamheid – die aan de drie kenmerken van het cenobieten leven beantwoorden: stabiliteit verwijst naar de plaatselijke gemeenschap, in het monasterium of de abdij; de monastieke levenswandel staat in relatie tot de Regel en de gehoorzaamheid wordt in eerste instantie beoefend in relatie tot de abt. Zo vinden we de definitie terug uit het eerste hoofdstuk: 'De eerste (soort) is die van de cenobieten, dit wil zeggen monniken die samenleven in een abdij (1) en hun dienst vervullen onder een regel (2) en een abt (3)'. Andere triades zijn bijvoorbeeld de drie aandachtspunten bij de vorming van novicen. De verantwoordelijke 'moet zorgvuldig nagaan of (de novice) werkelijk God zoekt, of hij zich ijverig toelegt op het goddelijk officie, op de gehoorzaamheid, op de vernederende beleving van de nederigheid'. Het werkelijk zoeken van God laat zich toetsen op deze drie zeer concrete punten: toeleg op het officie, op de gehoorzaamheid en op de vernederingen die er nu eenmaal bij horen in elk gemeenschapsleven. In zijn geestelijk directorium neemt Benedictus de triade van de drie deugden van de Meester over: een eerste trap is gegeven met de gehoorzaamheid, een volgende met de zwijgzaamheid en de derde met de nederigheid.

Studie, gebed en arbeid

Over het geheel zien we hoe Benedictus in zijn Regel de drie wezenlijke assen van elk leven systematisch behandelt: er is telkens tijd en ruimte voorzien voor studie, gebed en arbeid. De as van de studie en de reflectie krijgt invulling door de dagelijkse oefening van lectio divina, op de beste uren van de dag, rekening houdend met de seizoenen. De as van het gebed en van de relatie tot de levende God krijgt vorm op de eerste plaats in het gemeenzame officie, het opus Dei. Maar de hele dag is doortrokken van de ademhaling van het gebed in een hart dat psalmverzen herhaalt en God onafgebroken om hulp inroept. Tenslotte is er de as van de praktijk, de handeling, de arbeid. Deze neemt vele vormen aan, zoals de gastvrijheid, de ziekenzorg, het opdienen aan tafel, de keukendienst of het werken in ateliers en op het land. In dit alles staat de relatie tot de ander centraal. De drie assen gelden elk als een absolute prioriteit: je mag niets stellen boven het gebed, maar ook de gast moet terstond wordt opgevangen en de praktijk van de lectio is nooit zomaar vrijblijvend. Zo leidt de monnik volgens Benedictus een leven dat, vrijgekomen van zichzelf, volkomen gecentreerd blijft op de ene Christus, die men ontmoet in het licht van zijn Woord, in de armoede van de arme aan de poort of in de psalmodie van het officie.

Niets boven liefde van Christus

De kracht van de uiteindelijke vereende visie klinkt door in een spreuk die minstens tot driemaal toe terugkomt. Hier zien we hoe Benedictus het vele ook in één zin weet samen te vatten, de lijfspreuk van zijn bestaan: 'Niets stellen boven de liefde van Christus'. Dit hoogste criterium leidt ons binnen in wat we de mystiek van de Regel kunnen noemen. Er is mystiek wanneer in de beoefening van de gehoorzaamheid, de monnik aan de abt gehoorzaamt als aan Christus en het doet met de ingesteldheid van Christus die zegt: 'Ik ben niet gekomen om te doen wat ik wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft.' In de perfecte gehoorzaamheid staat Christus tegenover Christus. Er is mystiek bij het ziekbed: de zieke is Christus maar hij ontvangt ook het bezoek en de zorgen van Christus. Als ze allebei de juiste ingesteldheid hebben, ontmoeten ze in elkaar de Christus en is het alsof Christus op bezoek is bij Christus… Er is mystiek in het hart van de psalmodiërende monnik wanneer deze, arm, stem geeft aan de arme Christus en roept tot Hem die zelf door lijden en dood is gegaan en 'oog heeft voor de arme'. Er is mystiek wanneer we niet meer weten of 'de liefde van Christus' onze liefde is voor hem dan wel zijn liefde voor ons. Immers, Christus is toch op de eerste plaats degene die 'ons heeft liefgehad en zich voor ons heeft overgeleverd', volgens de gekende formule van Paulus, aangehaald in de vierde trap van nederigheid. Deze trap werd ooit 'de nacht van de benedictijn' genoemd (A. Louf). Daar wordt de leerling geconfronteerd met vernederende en krenkende ervaringen, waar hij onheus, ja onrechtvaardig behandeld wordt in de gemeenschap. Benedictus gaat ervan uit dat zulke dingen inderdaad gebeuren, ook in monastieke gemeenschappen. Nu komt het erop aan dat de monnik dan 'stilzwijgend het geduld omhelst' en ertoe komt hen te zegenen die hem vervloeken. Door te volharden tot het einde zal hij de hoop bewaren en met de apostel kunnen uitroepen in vreugde: 'Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij Hem die ons heeft liefgehad.' Benedictus leert meer dan eens hoe we onze vijanden moeten beminnen en bidden voor wie ons vervolgen. Hij maakt duidelijk dat we dit niet uit onszelf moeten proberen te doen maar 'in Christus' of nog 'in de liefde van Christus'. Dit brengt hem in de buurt van de grote orthodoxe heilige van vorige eeuw: starets Siloean (+1938) van de berg Athos. Deze herhaalde hoe de liefde tot de vijanden onmogelijk is tenzij 'in de Heilige Geest'.

Mystiek

Het mystieke in de Regel ligt minder in het contemplatief ontstijgen aan onze ellendige staat van stervelingen dan in de omhelzing van die staat in naam van het vleesgeworden Woord. In de zieke, de gast, de pelgrim, de bejaarde of het kind wil Benedictus dat de monnik nu al de Christus van het laatste oordeel ontmoet, de Mensenzoon die zal zeggen: 'Ik was ziek', 'ik was gast of vreemdeling' en 'u hebt mij opgenomen', 'bezocht', 'getroost'. Nooit verliest Benedictus daarbij het kompas van de monnik uit het oog: de Schriften. Oud en Nieuw Testament, ze worden met de commentaren van de Kerkvaders dag aan dag en tot in de nacht herkauwd en concreet tot richtsnoer van elke praktijk aangewend.

Kluizenaar

Benedictus was kluizenaar voor hij de taak kreeg om gemeenschapsmonniken met een Regel te begeleiden. Hij heeft in de eenzaamheid geleerd dat het gebed een aparte intensiteit veronderstelt waar hij in zijn onderricht telkens de nadruk op legt: het gebed geschiedt 'met tranen', leert hij, of nog met compunctio cordis, met 'een vermorzeld hart'. In dat hart heerst de vreze Gods en uit die vreze Gods komt zachtmoedigheid (mansuetudo) voort, kordaatheid en blije haast bij het dienen van de broeders en het ontvangen van gasten. Immers, het hart van de monnik is door een Ander bezet en is dus ook compleet vrij van zichzelf. Dat geeft het een eigen alertheid in alle omstandigheden, zowel gunstige als tegendraadse. Wanneer die wijsheid de broeders heeft bereikt, dan kent het klooster als huis Gods nu reeds de ware vrede. Ondertussen dragen we elkanders lasten, fysieke en psychische, en leren alles met elkaar te delen, volgens ieders behoeften. Immers iedereen in het klooster is een behoeftige die dit bekent, en allen samen komen we op om de behoeften van elkander te lenigen. Zo houden we de hoop wakker: eens zal die Christus 'ons allen samen binnenvoeren in het eeuwige leven'. Daarom, zo klinkt het als laatste raadgeving in hoofdstuk 4: 'Aan Gods barmhartigheid nooit wanhopen'. Wie zo schrijft, heeft die extreme limiet van de wanhoop aan de lijve ervaren en eruit geleerd hoe ook dan nog gezond en wel verder te trekken.

Leefkunst

Benedictus, leermeester van een leefkunst, reikt ons een wijsheid aan die geworteld is in het Bijbelse denken en in dat van de Vaders. Zoals elke grote wijsheid, laat zijn tekst ons toe het menselijke bestaan van binnenuit te verlichten met zin en kracht, en zodoende vele lagen van culturele verschillen over de eeuwen door te komen. Wie zich aan Benedictus hecht – die helderziende monnik uit de zesde eeuw – volbrengt niet zo maar een regressie naar een wat geïdealiseerde wereld van het prille begin. De beweging brengt ons, voorbij een nederige en strenge onderwerping, bij een bron die in staat is ons eigentijds verstaan van de dingen grondig te vernieuwen.

Monte Cassino

Midden de 6de eeuw van onze jaartelling kwam er te Athene op bevel van keizer Justinianus de Grote een einde aan de Academie van Plato. In diezelfde jaren (529 en volgende) opende Benedictus pretentieloos op de Monte Cassino, tussen Rome en Napels, een 'leerschool voor de dienst aan de Heer'. Kon hij ooit hebben vermoed dat tot in de 21ste eeuw dit handvest voor monniken een nieuwe uitgave met een nieuwste vertaling in het Nederlands zou krijgen? Esthetisch valt zijn filosofie van het leven samen met de evenwichtige romaanse boog: het ziet ernaar uit dat we met velen ook buiten de kloosters het inzicht delen, dat, willen we zinvol verder leven en het einde van de eeuw halen, dan is een terugkeer naar die harmonische levenswijze van de monnikenvader Benedictus geen vrijblijvende optie.

Bibliografie:

  • Adalbert de Vogüé osb, Benedictus en zijn Regel in zijn tijd en nu, (uit het Frans vertaald), Unistad, 1983.
  • J. B. Bossuet, Panégyrique de Saint Benoît, Maredsous 1913.
  • J.H. Newman, Les bénédictins. La Mission de saint Benoît. Les écoles bénédictines, (voorwoord door Jean Guitton, vertaling, voorstelling en voetnoten door Andrée Billioque), S.O.S., 1980.
  • Anselm Grün, Spiritualiteit voor managers, Lannoo/Ten Have ²2005; en Id., Bezielend leidinggeven. Benedictijnse praktijklessen voor mens en bedrijf, Lannoo/Ten Have, 2002.
  • Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit van het dagelijkse leven, Lannoo 2000 en Id., Gezegend leven. Benedictijnse richtlijnen voor wie naar goede dagen verlangt, Lannoo 2007.
  • Vena Eastwoord, Benedict Rules: Reading from the Rule for Young People, (ISBN 0-90147-53-X), in het Nederlands vertaald, Abdijschool Zevenkerken 2007, en in het Duits, Vier-Türme-Verlag, Münsterschwarzach 2006.

De auteur van dit artikel is Br. Benoît Standaert, benedictijn van de Sint-Andriesabdij in Zevenkerken-Brugge. Deze tekst verscheen als inleiding in: De regel van Benedictus (vertaald door Patrick Lateur). Uitgever Lannoo heeft RKK toestemming gegeven de inleiding op te nemen in deze encyclopedie.