'Secularisatie' of 'secularisering' betekent letterlijk 'verwereldlijking'. Tegenwoordig wordt 'secularisatie' vooral gebruikt voor het proces waarin de georganiseerde godsdienst haar greep op de maatschappij verliest.

Verscheidene betekenissen
Secularisatie is een zeer complex begrip dat verscheidene betekenissen heeft. Tegenwoordig wordt 'secularisatie' doorgaans gebruikt als term met een sociologische betekenis, zoals we nog zullen zien.

Wereld
Het woord 'secularisatie' is afgeleid van het Latijnse saeculum, dat zowel 'eeuw', 'tijdgeest' als 'wereld' kan betekenen. Het bijvoeglijke naamwoord saecularis betekent 'honderdjarig' of 'de eeuw betreffend'. Het betekent echter niet 'eeuwig', maar eerder het tegenovergestelde: 'het tijdelijke betreffend'. Saecularis betekent verder 'van de wereld' en 'werelds'.

Afkeer van de wereld
In christendom wordt de wereld tegenover het rijk Gods gesteld. Deze tegenstelling gaat terug op het Nieuwe Testament. Zo staat er in de Eerste Johannesbrief: "Verlies uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! Als iemand de wereld liefheeft, woont de liefde van de Vader niet in hem" (1 Joh. 2, 15-16). In de loop van de derde en vierde eeuw trokken strenggelovige mannen zich uit de wereld terug. In navolging van Jezus gingen zij de woestijn in. Zij kozen een hard leven van eenzaamheid, armoede, en seksuele onthouding, om zich al biddend geheel aan God te kunnen wijden. Toen een aantal van deze zogeheten asceten zich na verloop van tijd bij elkaar ging voegen, ontstonden leefgemeenschappen: de eerste kloosters.

'Buitenkloosterlijk'
In de Middeleeuwen kreeg het woord saecularis de betekenis van 'buitenkloosterlijk'. Er was namelijk een onderscheid ontstaan tussen geestelijken die 'in de wereld' verbleven - de meeste pastoors bijvoorbeeld - en geestelijken die in kloosters leefden. Geestelijken die 'in de wereld' leefden, niet-kloosterlingen dus, werden aangeduid als 'seculiere clerici' of 'wereldheren'. Geestelijken die leven volgens een bepaalde kloosterregel heetten 'reguliere clerici'. Tot op de dag van vandaag is dit onderscheid in de katholieke Kerk blijven voortbestaan.

Secularisatie volgens de kerkwet
Als een kloosterling uittrad en als clericus 'in de wereld' ging werken, sprak men in de Middeleeuwen van saecularizatio: 'secularisatie' dus. Nog steeds hanteert de RK-Kerk deze term in haar kerkelijk wetboek. Concreet betekent secularisatie volgens de kerkwet dat de paus aan priesterreligieuzen verlof geeft om hun orde of congregatie te verlaten en verder te gaan als geestelijke in een bisdom, onder het gezag van een diocesane bisschop.

Onteigening
Secularisatie betekent vanaf de 17de eeuw ook het onttrekken van goederen aan de Kerk door wereldse instanties. De term zou voor het eerst in deze zin gebruikt zijn bij de Vrede van Munster, die in 1648 een einde maakte aan de Dertigjarige Oorlog. Het verdrag dat daar gesloten werd, betekende het einde van het Heilig Roomse Rijk. Verscheidene staten, waaronder de Nederlandse Republiek, werden onafhankelijk en kozen er voor het protestantisme in plaats van het katholicisme tot de van staatswege bevoorrechte religie te verklaren. Omdat landgoederen, kerken en kloosters in protestants geworden staten niet meer onder het rooms-katholieke gezag vielen, moesten ze onder een nieuwe wereldlijke autoriteit worden geplaatst. Feitelijk werden ze onteigend. Om negatieve associaties te vermijden, bedienden de architecten van het vredesverdrag zich van de term 'secularisatie' om de onteigening aan te duiden. In katholieke kring werd de term daarom lange tijd geassocieerd met illegitieme onteigening.

Sociologische context
Tegenwoordig wordt 'secularisatie' vooral in een sociologische context gebruikt. In het proces van secularisatie, zo stellen veel sociologen, verliest de georganiseerde godsdienst haar greep op de maatschappij. In deze zin is secularisatie nauw verwant aan Ontkerkelijking.

Verlichting
De secularisatie als sociologisch verschijnsel begon in West-Europa en Noord-Amerika ten tijde van de Verlichting in de 17de en 18de eeuw, met als dramatisch hoogtepunt de Franse Revolutie. De Verlichting was een nieuwe manier van denken, waarbij niet langer de godsdienst het laatste woord had met betrekking tot de grote vragen van het leven, maar de menselijke rede. Door deze omwenteling in het denken ontstond de zogeheten moderniteit.

Secularisatie van de macht
Volgens de Britse cultuurfilosoof Norbert Elias (1897-1990) vormt secularisatie de essentie van de moderniteit. In de Middeleeuwen beriepen de machthebbers zich op een sacrale orde. De vorst regeerde in naam van God. Het moderne denken maakte daar een einde aan. Volgens Elias werd de macht ontdaan van haar heilige oorsprong en verloor daarmee haar absoluutheid.

Secularisatie van de ziel
Elias zegt dat niet alleen de macht werd geseculariseerd, maar ook het menselijk individu. In het premoderne, christelijke denken was de ziel een onsterfelijk, rechtstreeks door God geschapen ding. De moderniteit ontdeed de ziel echter van haar sacrale oorsprong. Elias wijst de Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939) aan als degene die de menselijke psyche definitief seculariseerde. Het menselijk gedrag, zo leerde Freud immers, wordt niet bepaald door een vrije wil, maar door het driftleven.

Nederlandse situatie
Voor Nederlandse katholieken was de secularisatie aanvankelijk een zegen. De godsdienst werd namelijk na 1800 steeds meer uit de overheidssfeer verbannen, waardoor de overheersing van de protestanten niet langer vol te houden was. Toen de katholieke Emancipatie eenmaal op gang was gekomen, zo tegen het einde van de 19e eeuw, begonnen Nederlandse katholieken de negatieve kanten van de secularisatie te bestrijden. Op elk maatschappelijk terrein werden sterk aan het kerkelijk instituut vastgeklonken instellingen opgericht, van scholen en ziekenhuizen tot sportclubs en de spreekwoordelijke geitenfokkersverenigingen. Ook de andere christelijke kerken deden dit, waarmee de Verzuiling voor het godsdienstig deel der natie een feit was.

Verzuiling een rem op de secularisatie?
Werd de secularisatie door de verzuiling een halt toegeroepen? Ogenschijnlijk wel, omdat de greep van de kerk op het maatschappelijk leven versterkt werd als nooit te voren. Toch werden de instellingen en verenigingen waar het bouwwerk uit bestond door de meeste katholieken al na één generatie vooral uit gewoonte, en niet meer uit overtuiging gesteund. Al in de jaren '30 signaleerden de paters redemptoristen, die met hun zogeheten volksmissies probeerden de religieuze passie in de dorpen en steden op te zwepen, dat het met de verankering van kerk en geloof in het wereldlijk leven van de gemiddelde katholiek niet best gesteld was. De meeste mensen gingen naar de kerk en leefden in de zuil omdat iedereen dat nu eenmaal deed. Zou 'iedereen' ooit het kerkelijke gaan mijden, dan zou het met het trotse bouwwerk van de katholieke zuil snel gedaan zijn, zo wisten de redemptoristen.

Stellingname van Vaticanum II
Van 1962 tot en met 1965 vergaderde in Rome het Tweede Vaticaans Conclie. Getracht werd, de positie van de kerk in de moderne wereld opnieuw te bepalen. In de door het concilie opgestelde constitutie Gaudium et Spes wordt met name in het derde hoofdstuk, gewijd aan De binnenwereldlijke menselijke activiteit, stilgestaan bij de gevolgen van de secularisatie. De concilievaders constateren de bij velen levende vrees, dat een te nauwe verbinding van de wereldlijke activiteiten van de mens aan de godsdienst, de autonomie van mensen, gemeenschappen of wetenschappen te veel geweld zou aandoen. In Nederland werd die vrees, in oppositie tegen de verzuiling, ook verwoord, zij het door een zeer kleine avant garde van clerici en leken. Wat was nu de positie die het concilie innam? De vaders schrijven het volgende:

"Als wij onder autonomie van het aardse verstaan, dat de geschapen dingen en de gemeenschappen zelf eigen wetten en waarden bezitten die, door de mens stap voor stap onderkend, moeten worden aangewend en geordend, dan is het alleszins geoorloofd deze als eis naar voren te brengen, want dit wordt niet alleen gevraagd door de mensen van onze tijd, maar dit stemt ook overeen met de wil van de Schepper. Vanwege het feit immers, dat alle dingen zijn geschapen, hebben ze een eigen bestand met een eigen waarheid en goedheid, hebben ze ook eigen wetten en structuren, waarvoor de mens respect moet hebben, door de eigen methodieken van de verschillende wetenschappen of technieken te erkennen.
Maar als men onder autonomie van het tijdelijke verstaat, dat het geschapene niet van God afhankelijk is en dat de mens zich deze zo ten nutte kan maken, dat hij ze niet op de Schepper betrekt, dan voelt iedereen die God erkent aan, hoe bedrieglijk dergelijke ideeën zijn. Zonder een Schepper verdwijnt immers het schepsel in het niet." (Gaudium et Spes: Pastorale Constitutie over de Kerk in de Wereld van deze Tijd, 36)

Deze tekst liet heel wat ruimte voor interpretatiegeschillen, en die kwamen er dan ook snel.

Ontketende secularisatie
De discussie over de interpretatie van Gaudium et Spes en andere documenten van Vaticanum II werd in Nederland al snel ongekend fel gevoerd, en zou uiteindelijk in de zogeheten Polarisatie uitmonden. Met name katholieken die zichzelf als progressief zagen, stelden de greep van de katholieke kerk op het maatschappelijk leven ter discussie. In ongekend hoog tempo werden de instellingen van de verzuiling afgebroken. Door dit proces van ontzuiling geraakte de secularisatie in katholiek Nederland onverwacht in een stroomversnelling. De ontkerstening die met de seksuele revolutie ook ons land in de greep had gekregen, versterkte de secularisatie nog. Nederland leek een uitzonderingspositie in te gaan nemen. Lange tijd werd in Rome de secularisatie in Nederland dan ook met grote zorg gevolgd, en stond het thema hoog op de agenda van de ad-liminabezoeken. Pas toen de rest van Europa in de jaren '90 het tempo van de Nederlandse secularisatie vond, raakte de vermeende uitzonderingspositie van ons land uit beeld.

Priester-arbeiders
In de katholieke Kerk kwam ten tijde van Vaticanum II een beweging op, die tot een bijzondere duiding van het begrip secularisatie leidde. Vooral in Frankrijk geloofden een groot aantal priesters dat het ware christen-zijn zich slechts kon manifesteren als het was ondergedompeld in het maatschappelijk leven. In solidariteit met de werkende klasse werden deze priesters arbeiders, vandaar dat zij prêtres-ouvriers ('priester-arbeiders') werden genoemd. Secularisatie, zo stelden de prêtres-ouvriers, was de vertaling van de christelijke leer in concrete daden van dienstbaarheid aan de samenleving. In Zuid-Amerika leidde de beweging tot de zogenoemde Bevrijdingstheologie. Bevrijdingstheologen leerden, niet zelden onder verwijzing naar het marxisme, dat de Kerk zich diende te identificeren met de armen en onderdrukten.

Positief verschijnsel?
De Italiaanse filosoof Gianni Vattimo (geb. 1936) schreef in 1996 het opmerkelijke boek Credere di credere (vertaald uitgeven als 'Ik geloof dat ik geloof'). Deze ex-marxist en ex-atheïst was het katholieke geloof van zijn jeugd opnieuw gaan waarderen en kwam daardoor wederom tot geloof. In zijn boek beschrijft hij de secularisatie als een positief verschijnsel. Onder secularisatie verstaat Vattimo de neergang van de macht van de gevestigde godsdienst. Hij meent, dat die neergang juist in het verlengde van Gods Menswording moet worden gezien. De Schepper van Hemel en Aarde is immers nederig afgedaald naar de wereld, aldus Vattimo: in plaats van aanbeden te willen worden als een Almachtige Godheid, verschijnt Hij als een machteloze dienaar, die de wereld heiligt door zijn dood. Vattimo zegt dus, dat God zelf zich bij wijze van spreken heeft geseculariseerd. Die goddelijke secularisatie heeft als consequentie dat God niet meer gekoppeld kan worden aan machtige religieuze instituten, maar alleen nog aan een nederige, dienstbare godsdienst.

Achterhaald begrip
In december 2006 publiceerde de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het boek Geloven in het publieke domein. Daarin wordt gesteld dat het begrip secularisatie achterhaald is. Secularisatie gaat sterk uit van christelijke opvattingen die in een kerk worden beleden, maar Nederlanders blijken tegenwoordig ook religieus of spiritueel te kunnen zijn zonder dat ze een band hebben met een bepaalde kerk of religieuze leerstellingen, aldus de WRR-onderzoekers. Volgens hen is het daarom beter te spreken van 'transformatie van de religie'.

Charles Taylor
De Canadese filosoof Charles Taylor onderzoekt in zijn boek A Secular Age (2007) de veranderde rol van godsdienst in de samenleving. Hij rekent er af met twee 'secularisatieverhalen': het 'lineaire verhaal' en het 'substractieverhaal'. Het eerste is een sociologische thesis die stelt dat hoe verder het moderniseringsproces in een maatschappij zich ontwikkelt, hoe minder religie een rol speelt. Volgens Taylor veroorzaakt modernisering echter geen afbraak maar transformatie van religie. Het tweede noemt hij het 'subtractieverhaal', waarin religie wordt afgeschilderd als een oneigenlijke laag op het authentieke zelf. Wil het authentieke zelf worden bevrijd, dan moet religie ervan worden 'gesubstraheerd' oftewel afgepeld. Volgens Taylor staat het zelf echter allerminst op zichzelf. Het zelf wordt geconstrueerd door de context van de heersende cultuur, waar ook religie deel van uitmaakt.