In de Grieks-Romeinse oudheid waren sibillen vrouwelijke orakels. Zowel in het hellenistische jodendom als christendom werden zij beschouwd als de heidense equivalenten van Israëls profeten.

Sibylla

'Sibille', vroeger gespeld als 'sibylle', kom van het Latijnse sibylla, dat weer is afgeleid van de Griekse eigennaam Σιβυλλα (Sibulla). In de post-Homerische literatuur werd die naam gegeven aan een vrouw die de toekomst kon voorspellen. De wijsgeer Herakleitos (6e/5e eeuw v. Chr) beschreef haar zo: “De Sibille, met haar tierende lippen vreugdeloze dingen uitend, onopgesmukt en ongeparfumeerd, bestrijkt met haar stem meer dan duizend jaren, dankzij de god in haar” (fragment 92). Ook latere auteurs, zoals Aristophanes en Plato, hebben het steeds over de ene Sibille.

Twaalf

Vanwege de diverse manifestaties van de Sibille op meerdere plekken, werd 'Sibille' gaandeweg de naam voor een veelvoud van door goden bezeten waarzegsters. Latijnse schrijvers spreken daarna zelfs van 'sibillen'. Sibillen werden gekoppeld aan plaatsen waar zij zich manifesteerden. De Romeinse geleerde Varro Reatinus (116-27 v.Chr.) noemt er tien: die van Perzië, van Libië, van Delphi, van Cimmeria, van Erythrae, van Samos, van Cumae, van de Hellespont, van Frygië en van Tibur. Andere schrijvers vermelden nog de sibillen van Agrippa en van Marpessos.

Toekomst voorspellen

Van Sibillen werd gezegd dat zij de toekomst voorspelden. Als zij in trance raakten, spraken zij teksten uit die in hexameters werden opgetekend. In tegenstelling tot de Pythia, de jonge orakelpriesteres in het Apollo-heiligdom van Delphi, werden de sibillen voorgesteld als oude, onafhankelijke, nomadische vrouwen. In het Romeinse Rijk werden de orakelspreuken, verzameld in de Libri Sibyllini, zorgvuldig bewaard en streng bewaakt in tempels, toegewijd aan Jupiter Capitolinus. In tijden van ernstige crisis werden ze op last van de autoriteiten geraadpleegd door een apart priestercollege. De beroemdste Italische orakels zijn die van de sibille van Cumae. Van deze waarzegster werd gezegd dat haar veroudering gepaard ging met fysieke inkrimping, zodanig dat ze rond de jaartelling in een flacon paste. Het verhaal ging dat zij haar spreuken had verkocht aan de Romeinse koning Tarquinius.

Christelijke orakelspreuken

De sibillijnse teksten hebben veel bijgedragen aan de religiositeit in de hellenistische wereld. Alexandrijnse Joden in de tweede eeuw v. Chr. schreven verzen in dezelfde vorm als de sibillijnse hexameters en schreven deze aan de sibillen toe. Zo probeerde zij het joodse gedachtegoed te verspreiden onder de hun omringende heidenen. Dit gebruik werd later in de 2e en 3e eeuw door christenen overgenomen. Er bestaan dus drie klassen van sibillijnse orakels: heidense, joodse en christelijke. Sommige christelijke orakels zijn eigenlijk bewerkingen van joodse verzen, andere zijn geheel nieuw. Het verschil is echter moeilijk te bepalen.

Komst van Christus

De sibillen werden vaak aangehaald door Kerkvaders en andere christelijke auteurs, zoals Justinus, Theophilus, Clemens van Alexandrië, Lactantius en Augustinus. De reden daarvoor is te vinden in de breed aanvaarde overtuiging dat naast de profeten van het Oude Verbond ook de heidense wijsgeren en orakels de wereld hadden voorbereid op de komst van de Christus. Men sprak in deze van Praeparatio Evangelica ('de voorbereiding op het Evangelie').

Dies irae

Sinds het verbod op heidense cultussen onder de heerschappij van keizer Justinianus de Grote (6de eeuw) verminderde de interesse voor de sibillijnse profetieën. Toch bleven ze gedurende de middeleeuwen zowel in het Latijnse Westen als in het Byzantijnse Rijk gekoesterd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de 13de-eeuwse hymne Dies Iræ, waar in de eerste strofe wordt gezegd dat de Dag des Oordeels is voorzegd door zowel David als de Sibille (teste David cum Sibylla). De auteur, vermoedelijk Thomas van Celano, haalt hier een orakelspreuk van de sibille van Erythrae aan.

Madonna

In de katholieke traditie speelt vooral een spreuk van de Tiburtijnse sibille een grote rol. Volgens een legende zou keizer Augustus hebben gewezen op een hemels teken: een moeder met een kind. Dit teken ging vergezeld van een stem die sprak: 'Haec est ara coeli' ("Dit is het altaar des hemels"). Christelijke interpretaties hebben daarin natuurlijk de Moedermaagd Maria en het Kind Jezus gezien. Dit verhaal is opgenomen in de Legenda Aurea en Speculum humanae salvationis, een geïllustreerd populair-theologisch boek uit het begin van de 14de eeuw. In de Bucolica, een dichtbundel van de Romeinse dichter Vergilius (1ste eeuw v. Chr.), staat ook een verwijzing naar een vrouw met kind. Vergilius haalt daar een voorspelling van de Sibille van Cumae aan. Zij sprak over de verschijning van een zuivere en lichtgevende Diana die haar kind beschermt en een nieuw ras en een gouden tijdperk aankondigt.

Reformatie

In de christelijke iconografie hadden tot aan het einde van het Concilie van Trente (1545-1563) de sibillen min of meer dezelfde status als de oudtestamentische profeten. Voorbeelden daarvan zijn te zien in het werk van schilders als Van Eyk, Van der Weyden en Michelangelo (plafond Sixtijnse Kapel). Door de Reformatie, die de Heilige Schrift als enige bron van de Openbaring beschouwde, verloor de sibille haar christelijke significantie.