Theodorus van Celles (ca. 1166-1236) stichtte na zijn deelname aan de kruistochten met enkele gezellen de gemeenschap van de Kruisdragers. Twaalf jaar na zijn dood werd deze kloostergemeenschap door de paus verheven tot orde. Hij wordt door de leden van de Orde van het Heilige Kruis (Kruisheren) als zalige vereerd.
Bron 17e eeuws
De eerste historische bron over het leven van Theodorus dateert pas van de 17e eeuw. Het betreft een kroniek, getiteld Chronicon Cruciferorum sine Synopsis Memorabilium Sacri et Canonici Ordinis Sanctae Crucis ('Kroniek van de kruisdragers of samenvatting van de gedachtenissen van de heiligen en kanunniken van de orde van het heilig kruis'). De auteur van dit geschrift is Henricus Russelius.
Kruistochten
Theodorus werd waarschijnlijk in 1166 op zijn familiekasteel in de Ardennen geboren. In Luik studeerde hij aan de kapittelschool van Sint Lambertus. Na zijn opleiding vergezelde hij bisschop Radulphus van Zaehringen op de Derde Kruistocht. In Jeruzalem raakte hij onder de indruk van het leven van de Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf.
Kanunnik in Luik
Na terugkeer in de Lage Landen werd Theodorus benoemd tot kanunnik van het kathedraal kapittel van Luik. In 1209 nam hij deel aan de kruistocht tegen de Albigenzen in Occitanië. Daar nam hij zich voor zich te verzetten tegen de wereldse levensstijl van het merendeel van de Luikse kapittelheren (kanunniken).
Protest tegen wereldse levensstijl
De Luikse kanunniken stonden niet bepaald bekend om hun toewijding aan het evangelie. Dat ergerde Theodorus. Hij probeerde van binnenuit de decadentie van zijn collega's te bestrijden. Maar zelfs pauselijke legaten waren niet bij machte de clerici tot een geestelijke levensstijl te bewegen. Theodorus en vier van zijn collega-kanunniken verlieten daarom het kapittel. Op 14 september 1211, het feest van Kruisverheffing, legden zij de religieuze geloften af bij de bisschop van Luik. Deze schonk hen de Sint-Theobalduskerk in Clarus Locus (Clair-Lieu) bij Hoei aan de Maas. Zij noemden zich Kruisdragers of Kruisbroeders. Naast gemeenschappelijk gebed legden ze zich voornamelijk toe op de verzorging van pelgrims en kruisvaarders.
Pauselijke goedkeuring
Volgens Russelius verzocht Theodorus de paus in 1214 om de gemeenschap van kruisbroeders te erkennen. Later reisde hij met dat doel naar Rome. Paus Innocentius III verleende op 3 mei 1216, het feest van de Kruisvinding, zijn goedkeuring aan de stichting van de gemeenschap. Pas in 1248 verleende Innocentius IV zijn goedkeuring aan de statuten van de kruisheren en verhief de gemeenschap tot Orde.
Verering
Naast de gegevens van Russelius is er verder niets bekend over het verdere levensverloop van Theodorus. Hij stierf in 1236 in het moederklooster van de Kruisbroeders in Hoei. De locatie van zijn graf is onbekend. Theodorus is nooit heilig verklaard. Hij wordt door de kruisbroeders (Kruisheren) als een zalige vereerd. Sinds het jaar 2000 draagt de Europese provincie van de Orde van het Heilig Kruis (OSC) zijn naam.