De Tweede Brief aan Timoteüs is een geschrift dat behoort tot de canon van het Nieuwe Testament. De schrijver spreekt in naam van Paulus die Timoteüs aanspoort in de voetsporen van de apostel te treden.

Auteur
De Tweede Brief aan Timoteüs behoort tot de drie zogenoemde Pastorale Brieven van het Nieuwe Testament. De afzender van de brief is Paulus en eeuwenlang was men er zeker van dat de schrijver ook daadwerkelijk de apostel was. In de moderne tijd is dit ter discussie gesteld, omdat de brief moeilijk kan worden ingepast in het leven van Paulus zoals dat beschreven wordt in de Handelingen der Apostelen. Bovendien wijkt qua stijl en inhoud de brief sterk af van de authentieke brieven van Paulus.

In naam van Paulus
Ook in deze brief spreekt de auteur in naam van Paulus, die zijn jongere medewerker Timoteüs aanwijzingen geeft voor de vervulling van zijn taak. Evenals in de Eerste Brief aan Timotëus waarschuwt hij hem tegen mensen met een afwijkende leer, die naar het schijnt vooral vrouwen weten in te palmen.

Paulus in Rome
Een verschil met de Eerste Brief aan Timotëus is dat richtlijnen voor de organisatie van de gemeenten ontbreken. Ook de situatie waarin Paulus zelf verkeert, is anders dan in de eerste brief en verschilt ook van de situatie zoals die in de Brief aan Titus beschreven wordt. Paulus trekt niet langer als zendeling rond, maar zit gevangen in Rome en verwacht dat hij spoedig de marteldood zal ondergaan. In de vorm van een brief laat hij zijn testament na aan Timoteüs, zijn kind en erfgenaam. Timoteüs moet verder werken in de lijn van Paulus en zich spiegelen aan het voorbeeld dat die hem gegeven heeft.

Aanhef
Het begin en het slot van de brief beantwoorden aan het schema dat ons uit vele andere brieven bekend is. De aanhef bevat gegevens betreffende de afzender en de geadresseerde en komt bijna letterlijk overeen met de openingsverzen van de Eerste Brief aan Timotëus. In aansluiting daarop brengt Paulus dank aan God voor het geloof dat Timoteüs bezielt en dat hem in staat zal stellen om zich naar behoren van zijn taak te kwijten. De brief wordt besloten met groeten en met een zegewens.

Testament
Het hart van de brief heeft het karakter van een laatste wilsbeschikking of testament. Hier komen drie met elkaar samen hangende onderwerpen ter sprake: het werk van Paulus, de taak van Timoteüs en de moeilijkheden waarmee hij in de nabije toekomst te kampen krijgt. Paulus heeft bij de uitvoering van zijn taak als apostel en leraar van meet af aan veel moeilijkheden ondervonden. Toch is zijn werk bijzonder succesvol geweest. Nu hij gevangenzit en spoedig de marteldood zal ondergaan, rekent hij erop dat de krans der gerechtigheid zijn deel zal zijn. Timoteüs moet in zijn voetspoor treden; bij zijn onderricht moet hij zich houden aan de gezonde beginselen waarvan Paulus hem doordrongen heeft.

Lijden
Het lijden dat Paulus zelf te verduren heeft gekregen bij zijn werk, blijft ook zijn medewerker niet bespaard. Hij zal veel hinder ondervinden van de kant van lieden die de gemeente bestoken met afwijkende leerstellingen en haar ook door hun manier van leven dreigen af te brengen van het rechte pad. Welke leerstellingen zij precies huldigen, laat de schrijver in het vage; hij vermeldt slechts dat zij beweren dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad.

Gezonde leer
Timoteüs moet zich niet van de wijs laten brengen door mensen die een dwaalleer verspreiden. De door hen veroorzaakte problemen zullen nog verder toenemen en tegen het einde der tijden een dramatisch hoogtepunt bereiken. Hij moet zich niet laten ontmoedigen wanneer zal blijken dat velen zich door de tegenpartij laten meeslepen. Te midden van de verwarring moet Timoteüs zich een goed erfgenaam tonen van Paulus. In zijn onderricht moet hij trouw blijven aan de gezonde leer van Paulus en zich oriënteren op de woorden van de Schrift. Als hij zich op de juiste wijze inzet voor de zaak van het Evangelie, kan ook hij de dag van de Heer met een gerust hart tegemoet zien.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op de Tweede Brief aan Timoteüs' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.