De Tweede Brief aan de Christenen van Tessalonica maakt deel uit van het Nieuwe Testament. De Traditie heeft dit geschrift aan Sint Paulus toegeschreven. De brief bevat een beroemde passage over de wederkomst van Christus en haar voortekenen.

Na-paulinisch
De Tweede Brief aan de Tessalonicenzen is waarschijnlijk geen authentiek schrijven van Paulus, maar een na-paulinisch geschrift bedoeld om de problemen, die ontstonden bij het uitblijven van de wederkomst van Christus, op te vangen door vroegere uitspraken als zou de komst van de Heer nabij zijn te verzachten.

Verhouding met Eerste Tessalonicenzenbrief
Juist omdat men zich daarbij kon beroepen op de Eerste Tessalonicenzenbrief, waar Paulus bij de komst van de Heer zichzelf nog in leven ziet, heeft de auteur zijn correcties op die verwachting in de vorm gegoten van een tweede, sterk op de Eerste Tessalonicenzenbrief gemodelleerd geschrift aan die gemeente, onder de naam van Paulus uitgegeven en zelfs voorzien van diens eigenhandig geschreven groeten aan het einde, zoals in de echte Paulijnse brieven gebruikelijk was.

Leer over eindtijd
Dit schrijven heeft niets van de hartelijke verbondenheid als tussen goede bekenden die Eerste Tessalonicenzenbrief kenmerkt. Het eigenlijke onderwerp van de Tweede Tessalonicenzenbrief is de eschatologie (= leer over de eindtijd). Terwijl het komen van de Heer volgens 1 Tessalonicenzen weliswaar nabij is, maar toch onverwachts zal plaatsvinden, schuift de tweede brief dit gebeuren naar de achtergrond door de nadruk te leggen op de tekenen die aan de wederkomst voorafgaan, naar een bekend scenario van de apokalyptische literatuur. Het is niet uit te sluiten dat de schrijver met zijn verwijzing naar een brief die van Paulus afkomstig zou zijn doelt op 1 Tessalonicenzen.

Vrees versus troost
Het bovenstaande verklaart zowel de opvallende overeenkomsten met 1 Tessalonicenzen als de opmerkelijke verschillen, onder meer in de toon van de beide brieven. Zo staat er dat de komst van de Heer vrees bij de gelovigen wekt, terwijl de komende Zoon van God hen volgens de Eerste Tessalonicenzenbrief van de komende toorn zal bevrijden.

Datering
De brief moet zijn geschreven in de tijd waarin het uitblijven van de parousie tot een probleem geworden was. In aanmerking komt dan een periode die loopt vanaf ongeveer het jaar 80 na Christus tot in het begin van de tweede eeuw. Over de plaats van ontstaan valt nauwelijks iets met zekerheid te zeggen.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting.