'Ut queant laxis' zijn de eerste woorden van een hymne ter ere van Sint Jan de Doper. De beginwoorden van de halfverzen van dit lied vormen de oorsprong van de toonladder do-re-mi-fa-sol-la-si-do.
Vespers van 24 juni
De 5-strofige hymne Ut queant laxis wordt gezongen in de tweede vespers van het hoogfeest van de Geboorte van Sint Jan de Doper op 24 juni.
Eerste strofe
De eerste strofe is beroemd geworden in de muziekgeschiedenis vanwege de namen van de tonen die zijn ontleend aan de beginwoorden van de halfverzen.
Ut queant laxis
resonare fibris
mira gestorum
famuli tuorum
solve polluti
labii reatum
Sancte Iohannes
Toonladder
De eerste zes halfverzen beginnen met ut, re, mi, fa, sol, la. Zij worden steeds met één of een halve toon hoger ingezet. Het was de monnik Guido van Arezzo (11de eeuw), grondlegger van de muzieknotatie, die deze klanken gebruikte om zijn leerlingen deze toonladder in te prenten.
SI
In de 16e eeuw werd ut vervangen door do, een afkorting van Dominus ('Heer'). Het hexachord (zes tonen) maakte in de 19e eeuw plaats voor een octochord (acht tonen). De zogeheten Guidonische lettergrepen werden daarbij uitgebreid met si, een afkorting van Sancte Iohannes, en de tweede do.
Vertaling
De vertaling van de eerste strofe van de hymne volgens de Nederlandse vertaling van het Getijdengebed luidt:
Opdat met helder stemgeluid
het volk Gods wonderdaden roemt
reinig, Johannes, hun gemoed,
gij bode van de Heer genoemd.