Vasten is het doelbewust bewust afzien van voedsel of andere geneugten, om zo ontvankelijker te worden voor de boodschap van Gods liefde. Het is één van de belangrijkste vormen van boetvaardigheid in de katholieke Kerk.
Oproep
Jezus Christus plaatst iedere mens voor een radicale, maar existentiële keuze. Christus brengt de blijde boodschap van het Rijk Gods, en het is aan iedere individuele mens om die boodschap aan te nemen of te verwerpen. Christus roept op tot bekering: hij vraagt de mens om zich vrij te maken van alle zonden, preoccupaties en beslommeringen die de weg tot het Rijk Gods versperren.
Bekering en boete
De Kerk heeft steeds geleerd, dat bekering niet eens en voor altijd gegeven kan zijn, maar steeds opnieuw moet worden beleefd en nagestreefd. De gelovige christen zondigt immers regelmatig, en raakt daardoor het zuivere zicht op God kwijt. Hij moet zich steeds opnieuw bekeren, en boete doen voor zijn misstappen. De christen kan zijn boetvaardigheid op verschillende manieren uiten. De Schrift en de Kerkvaders leggen vooral op drie vormen de nadruk: het gebed, de aalmoes en het vasten.
Versterving
Vasten is een zogeheten 'oefening in versterving'. Bij versterving gaat het om beheersing van de lichamelijke driften. Het is de bedoeling niet of nauwelijks te eten en te drinken, geen geslachtsgemeenschap te hebben, en in het algemeen afstand te nemen van alle verslavingen en hartstochten die de weg tot God kunnen versperren. Vasten is in de kern een verstervingsoefening waarbij op een dag maar één enkele maaltijd wordt gebruikt. Meestal wordt die ene maaltijd bovendien zo laat mogelijk op de dag genoten.
Niet van brood alleen
Joden en christenen laten zich bij het vasten graag inspireren door een bekend citaat uit de Bijbel. Wanneer Mozes in de woestijn zijn volk uitlegt waarom God hen honger heeft laten lijden zegt hij namelijk: "Hij wilde u daardoor laten beseffen dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat uit de mond van de Heer komt" (Deuteronomium 8,3; zie ook Matteüs 4,4 en Lucas 4,4). De boodschap is duidelijk: door het eten tot een minimum te beperken maakt de mens zijn geest vrij, en kan hij het woord van God weer zuiver vernemen.
Oude Testament: Grote Verzoendag
Het vasten was al bij de joden bekend. In het Oude Testament wordt één algemeen voorgeschreven vasten- en boetedag genoemd: de Grote Verzoendag, Jom Kippoer (Leviticus 23,27). Jom Kippoer wordt tot op de dag van vandaag in het Jodendom gevierd. Misjna, een verzameling joodse godsdienstige wetten die in de 3e eeuw bijeen zijn gebracht, schrijft voor: "Op Grote Verzoendag is het verboden te eten en te drinken, zich te wassen en zich te zalven, schoenen aan te trekken en echtelijke gemeenschap te hebben" (Misjna VIII,1).
Val van de Tempel
Behalve de Grote Verzoendag worden in het Oude Testament enkele dagen genoemd waarop gevast wordt ter herinnering aan belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis van het Joodse volk. Deze vastendagen worden door veel Joden nog altijd in acht genomen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de val van de Tempel en het begin van de Babylonische ballingschap (2 Koningen 25).
Nieuwe Testament: Jezus in de woestijn
In het Nieuwe Testament brengt Jezus ter voorbereiding op zijn openbare leven 40 dagen en nachten door in de woestijn om er te vasten (Matteüs 4,1-2). Al vastend stelt hij zich helemaal open voor de kracht van God en de boodschap van Gods liefde.
Jezus geen asceet
Hoewel Jezus het vasten als middel tot een doel kende, is hij bepaald geen genotsvijandige asceet. Hij houdt van eten en drinken op zijn tijd. Er wordt zelfs over hem gezegd: "Kijk die veelvraat, die slemper, die vriend van tollenaars en zondaars" (Lucas 7: 34).
'Zolang ze de bruidegom ...'
In de tijd van Jezus was het onder veel vrome joden gebruik om een teken van soberheid te zetten door op maandag en donderdag te vasten. Tijdens zijn leven verplicht Jezus zijn leerlingen hier niet toe. Leerlingen van Johannes de Doper en Farizeeën maken hem daarover verwijten. Jezus antwoordt hen luidt: "Kunnen de bruiloftsgasten soms vasten zolang de bruidegom bij hen is? Zolang ze de bruidegom bij zich hebben, kunnen ze niet vasten. Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen, en dan, op die dag, zullen ze vasten" (Marcus 2,18-21).
Geen uiterlijk vertoon
Jezus heeft een uitgesproken mening over vasten. Voor Hem hangt vasten direct samen met bidden tot de Vader én met liefde voor en rechtvaardigheid jegens medemensen. Hij waarschuwt uitdrukkelijk tegen uiterlijk vertoon, tegen mensen die alleen maar vasten om gezien te worden: "Wanneer je vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen, want zij vertrekken hun gezicht om met hun vasten op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. Maar als jij vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht, opdat het bij de mensen niet opvalt dat je vast, maar wel bij je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen" (Matteüs 6,16-18).
Vroege christenen
In de Handelingen der Apostelen en de Brieven zien we dat de eerste christenen in navolging van Jezus vasten en bidden steeds samen laten gaan. Vasten en bidden gaan dikwijls vooraf aan belangrijke stappen. Zo zond de kerk van Antiochië Paulus en Barnabas met vasten en bidden uit (Handelingen 13,2-3), en werden de oudsten van een gemeente met gebed en vasten in hun ambt bevestigd (Hand. 14, 23). Paulus noemt "dagen zonder eten" als één van de dingen waaraan "dienaren Gods" herkend kunnen worden (2 Korinthiërs 6,5).
Vastendagen in de vroege Kerk
De vroege christelijke Kerk nam de joodse praktijk om tweemaal per week een dag te vasten over, maar plaatste de vastendagen op woensdag en vrijdag, in plaats van op maandag en donderdag. De woensdag herinnerde namelijk aan het verraad door Judas, de vrijdag aan het lijden en de dood van Jezus. Sommige streken kenden een derde wekelijkse vastendag: de maandag of, als voorbereiding op de zondag, de zaterdag. Op deze vastendagen at men op zijn vroegst pas om drie uur 's middags.
Paasvasten
Vasten als voorbereiding op Pasen werd vroeg in de tweede eeuw gangbaar. Aanvankelijk vastten christenen de drie dagen vóór Pasen, later werd dat uitgebreid naar de hele Goede Week. Pas op het einde van de derde eeuw kwamen de veertig dagen voor Pasen in zwang als een doorlopende tijd van vasten en boete. Gedurende de drie laatste dagen van de Veertigdagentijd onthield men zich volledig van voedsel.
Asceten en heremieten
Christenen zoeken en vinden steeds nieuwe manieren om de blijde boodschap te beleven en verkondigen. In de loop van de derde en vierde eeuw kwam hierdoor een nieuwe levenswijze tot ontwikkeling: strenggelovige mannen trokken in navolging van Jezus de woestijn in. Ze kozen een hard leven van eenzaamheid, armoede, en seksuele onthouding, om zich, in gebed, geheel aan God te kunnen wijden. Deze mannen werden afwisselend asceten of heremieten genoemd. Asceet komt van het Griekse woord ασκησις (askèsis), dat 'oefening' en 'training' betekent, en hier speciaal op oefening in versterving slaat; en heremiet komt van ερημος (erèmos): Grieks voor 'woestijn', 'verlatenheid'.
Naakt als dieren
Een aantal asceten sloeg Jezus' oproep om uiterlijk vertoon te vermijden op krasse wijze in de wind. Sommigen leefden bijvoorbeeld naakt als dieren, zich voedend met gras, anderen zaten hun leven lang op een zuil of leefden in een reeds gedolven graf.
Samenleven in kloosters
Toen een aantal asceten zich na verloop van tijd bij elkaar ging voegen, ontstonden leefgemeenschappen: de eerste kloosters. Om het samenleven mogelijk te maken werden regels gesteld. Een van de eerste regels voor het leven in een klooster is de Regel van Benedictus uit 530. Deze regel wil in het vasten lichaam en geest met elkaar verbonden houden, geheel in de traditie van het jodendom. De Regel van Benedictus heeft tot op de dag van vandaag grote invloed.
Quatertemperdagen
Voor gewone gelovigen werden ongeveer in dezelfde tijd dat de eerste asceten de woestijn in trokken, de Quatertemperdagen van belang. Deze vastendagen verspreidden zich vanaf de vierde eeuw snel vanuit Rome. Quatertemper betekent letterlijk 'vier tijden' of 'vier seizoenen'. Quatertemperdagen zijn dan ook boete- en vastendagen ter heiliging van de vier seizoenen. Ze zijn waarschijnlijk in de plaats gesteld van heidense feesten ter verering van de vruchten van het veld. Per seizoenswisseling namen gelovigen drie boete- en vastendagen in acht. Steeds betrof het een woensdag, vrijdag en zaterdag. Quatertemperdagen werden gehouden in de week na de eerste zondag van de vasten, bij het aanbreken van de lente; in de pinksterweek, als de zomer begon; in de derde volle week van september ter markering van de aanvang van de herfst, en in de week na de derde zondag van de advent, bij het begin van de winter. Na het Tweede Vaticaans Concilie zijn de quatertemperdagen in ons land in onbruik geraakt.
Ontvangen van sacramenten
Naast de vastendagen die bepaald werden door de kalender, vonden in de zestiende eeuw ook vastenpraktijken ingang, die gebonden waren aan het ontvangen van een van de zeven sacramenten. Zo werd het gebruik, te vasten ter voorbereiding op het Doopsel en het Vormsel. Ook werd vasten aangeraden om de verzoening met God in de Biecht te vergemakkelijken. Belangrijk werd bovenal de praktijk om enige uren vóór het ontvangen van de Hostie in de Mis van eten en drinken af te zien; de gedachte was, dat de Godsontmoeting in de Eucharistie zo inniger ervaren kon worden. Het gebruik om de hostie op nuchtere maag te ontvangen, maakte nog niet zo lang geleden een grote indruk in het leven van alle praktiserende katholieken. Na Vaticanum II is het aan sacramenten gebonden vasten in onbruik geraakt, zeker in Nederland.
Reformatie
In de zestiende eeuw klonk tijdens de Reformatie fel protest tegen de vaak louter uiterlijke vormen van vroomheid en inkeer bij het vasten. Er waren zelfs gereformeerden die demonstratief varkensworst gingen eten in de Veertigdagentijd. Uiteindelijk schaften de reformatoren het verplichte vasten af. Het werd afgedaan als een al te menselijke poging God te beïnvloeden en zijn genade als het ware te 'kopen'.
'Vrijdag Visdag'
De katholieke Kerk heeft tot ver in de twintigste eeuw vastgehouden aan uitgebreide vastenpraktijken, gefixeerd in gedetailleerde voorschriften. Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen het echte vasten, waarbij in beginsel slechts een maaltijd per dag werd gebruikt, en de zogeheten 'onthouding'. Onder meer alle vrijdagen waren 'dagen van volledige onthouding', waarop de gelovige werd geacht geen vlees van de dieren van het land te eten. Als vlees verboden was, en er toch gewoon gewerkt moest worden, hoe dan op krachten te blijven? Het antwoord was eenvoudig: door vis te eten. Vandaar dat Vrijdag voor katholieken lange tijd een visdag was.
Vrijdagsonthouding nu
Volgens het meest recente kerkelijk wetboek is de vrijdag nog altijd een dag waarop katholieken zich moeten onthouden van het eten van vlees of van een andere voedselsoort, conform de voorschriften van de bisschoppenconferentie van hun land (CIC, can. 1251). De Nederlandse bisschoppenconferentie schreef in 1989 voor, dat de gelovige aan de plicht tot onthouding op vrijdag kan voldoen door zich in eten en drinken, in roken of in andere genoegens duidelijk te beperken. Vlees hoeft de gelovige dus niet meer per se te laten staan. Het zal daarom nog slechts een kwestie van tijd zijn, eer in de kantines van veel van oorsprong katholieke zieken- en bejaardentehuizen de nog altijd verplicht geachte vis van het vrijdagsmenu verdwijnt...
Vaticanum II
In het spoor van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) kwam in korte tijd een einde aan de vele vastendagen in de Kerk. Ofschoon het enige tijd duurde voordat alle oude gebruiken verdwenen waren, was het in Nederland toch binnen twee generaties bijna overal gedaan met de Quatertemperdagen en de uitgebreide vasten van de veertigdagentijd. De enige algemeen verplichte vastendag waaraan het Concilie nadrukkelijk refereert - de Goede Vrijdag - werd uiteraard wel gehandhaafd. Het Concilie drukt de gelovigen immers op het hart: "Allen moet [...] de paasvasten heilig zijn die op de vrijdag van het lijden van de Heer overal onderhouden, en, voor zover mogelijk, ook op de paaszaterdag voortgezet moet worden; zo moge men opgewekt en open van hart komen tot de vreugden van de verrijzenis van de Heer" (Constitutie over de Heilige Liturgie, V, 110).
Kerkelijk recht
De meest recente editie van het kerkelijk wetboek uit 1983 schrijft wat vasten en onthouding betreft, in canon 1251 het volgende voor: " Onthouding van het eten van vlees of van een ander voedsel volgens de voorschriften van de bisschoppenconferentie, dient onderhouden te worden op elke vrijdag van het jaar, tenzij deze met een dag vermeld onder de feestdagen samenvalt; onthouding echter samen met vasten op Aswoensdag en op de Vrijdag van het Lijden en van de Dood van Onze Heer Jezus Christus." Canon 1253 voegt daaraan toe, dat de Bisschoppenconferentie van ieder land het onderhouden van vasten en onthouding nader mag bepalen, en ook andere vormen van boete geheel of gedeeltelijk in de plaats van vasten en onthouding kan stellen.
Voorschrift van de Nederlandse Bisschoppenconferentie
De Nederlandse Bisschoppenconferentie heeft in 1989 in aanvulling op de canones 1251 en 1253 van het kerkelijk wetboek het volgende voorgeschreven. "Wij bepalen dat Aswoensdag en Goede vrijdag dagen van verplichte vasten en onthouding in spijs en drank zijn en dat verder het bepalen van de wijze van de beoefening van boete en onthouding aan het eigen geweten en initiatief van de gelovigen wordt overgelaten. Aan de plicht tot vasten in de Veertigdagentijd en tot onthouding op de vrijdagen kan worden voldaan, door zich in eten en drinken, in roken of in andere genoegens duidelijk te beperken. Het geld, dat hiermee wordt uitgespaard, kan bestemd worden voor de naasten die hoger lijden. Het is voorts passend, dat men zich in de Veertigdagentijd meer dan anders wijdt aan werken van christelijke naastenliefde en met meer toeleg het Woord van God leest."
'Modern vasten'
Doordat de Nederlandse Bisschoppenconferentie de invulling van de vastenplicht in de veertigdagentijd aan de gelovigen overlaat - zolang ze zich maar duidelijk in bepaalde genoegens beperken - is er in de afgelopen jaren een uitgebreide praktijk van 'alternatief vasten' gegroeid. Gelovigen laten bijvoorbeeld de tv veertig dagen uit, beloven niet meer de hele avond te internetten, of zweren voor veertig dagen het snacken af. Ofschoon er in veel gevallen van vasten in de traditionele zin geen sprake meer is, wordt in de kerkelijke media in dit verband graag van 'moderne manieren van vasten' gesproken. Onder meer de kerkelijke omroep RKK besteedt met enige regelmaat op televisie, radio en internet aandacht aan het moderne vasten.